(Nordstetten ca. 1735 - ?)
Roverhoofdman van de Grote Nederlandse Bende, een omvangrijk netwerk van rovers dat in de laatste twee decennia van de 18de eeuw in een uitgestrekt gebied, begrensd door Rijn, Noord-Frankrijk en de kust van de Zuiderzee, opereerde. Het bestond uit een viertal vertakkingen: Brabantse Bende, Meerssener Bende, Hollandse Bende en Noord-Brabantse Bende. Van de minimaal honderd mannen was zo’n twee derde joods.
Door tijdgenoten werd Jacob Mozes gezien als de ‘moeder van alle roverhoofdmannen van Donau tot Zuiderzee’. Hij was niet alleen de schepper van dit omvangrijke roversnetwerk, maar werd ook gezien als leermeester op het gebied van nieuwe criminele tactieken. Over de biografie van Jacob Mozes is weinig bekend, maar gezien de aard van zijn ‘beroep’ wekt dat geen verbazing. Volgens de overlevering was hij in Winschoten geboren. Naar eigen zeggen woonde hij tussen 1755 en 1770 in 's-Gravenhage, waar hij de kunst van het zegelsnijden had geleerd. Omstreeks 1763 huwde hij in Amsterdam met de uit Düsseldorf afkomstige Sara Israëls.
In 1776 had het echtpaar acht kinderen, van wie er zes in ’s-Gravenhage waren geboren. Enkelen van deze kinderen zouden later belangrijke posities bekleden in de Bende. Vanwege de vermeende relatie tussen Jacob Mozes en Winschoten verkreeg deze plaats in justitiële kringen in Noordwest-Europa ruime bekendheid. Recent onderzoek heeft aangetoond dat Winschoten korte tijd daadwerkelijk een belangrijk knooppunt was in het netwerk van de georganiseerde misdaad.
Lit.: B. Becker, Actenmäszige Geschichte der Räuberbanden an den beyden Ufern des Rheins (Keulen 1804; ongewijzigde herdruk Berlijn z.j.); R. Cobb, La route du Nord: the Bande juive’ in: R. Cobb, Paris and its Provinces 1792-1802 (Londen 1995) 141-193; F. Egmond, Banditisme in de Franse tijd. Profiel van de Grote Nederlandse Bende 1790-1799 (Soest 1986): E. Schut, ‘Een overval te Helpman in 1772 - Misdaad en minderheid in Groningen’, GHJ 1997, 31-48.