Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Mérode, willem de

betekenis & definitie

(Spijk 1887 - Eerbeek 1939)

Pseudoniem van Willem Eduard Keuning, dichter. Als geen andere dichter van zijn tijd gaf De Mérode uiting aan het calvinistische levensbesef. Zijn werk staat in het teken van de strijd tussen de aardse en de hemelse liefde. Er verschenen in totaal ongeveer 25 dichtbundels van zijn hand. Daarnaast schreef hij onder het pseudoniem Joost van Keppel mystiek en poëtisch proza, als Henri Hoogland schoolboekjes, als Jan Bos Groningstalige verhalen; andere door hem gebruikte pseudoniemen zijn J. Nooitgedagt, Beo Grinniker en Jan Bakker.

In de periode 1907-1924 was De Mérode onderwijzer in Uithuizermeeden. Daarna woonde hij als literator in het Gelderse Eerbeek. Zijn homoseksualiteit bracht hem in conflict met zowel de maatschappij als zijn geloofsovertuiging. De innerlijke strijd die hieruit voortvloeide, beschreef hij vaak in zijn gedichten.

In 1924 vond het grote drama plaats dat de rest van zijn leven zou bepalen. Op 26 februari van dat jaar werd hij gearresteerd op verdenking van homoseksuele contacten met minderjarigen. Een dikke week later werd hij als onderwijzer ontslagen en op 18 maart ‘gecensureerd door de Gereformeerde Kerkeraad van Uithuizermeeden’. Hij werd vervolgens veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf en ‘drie jaar ontzegging van de bevoegdheid het ambt van onderwijzer te bekleden’. Na zijn vrijlating keerde hij niet naar Uithuizermeeden terug en hield hij zijn leraarschap helemaal voor gezien. Tot lang na zijn dood is zijn werk populair gebleven.

In 1974 verscheen over hem een Schrijversprentenboek, ingeleid door P.J. Meertens. Vijf jaar later werd een in 1938 door de dichter zelf samengestelde bundel uitgegeven: Spiegelbeelden.

Na 1925, na zijn vertrek uit Groningen, bediende De Mérode zich in prozaverhalen van het dialect van zijn geboortestreek, vooral als middel om zijn humor vorm te geven. De naam van de verteller, Jan Bos, gaat regelmatig samen met de aanduiding rentenaier en olderling. Die toon van rentenier en ouderling spreekt uit zijn Groninger verhalen, die vooral uit de beter wetende figuur geschreven zijn: Mooi volk (1929), 'n Poar dorpsgenoten (1978) en Aaldoagsgeproat (1983).

[Moerman, Reker]

Lit.: H. Werkman, De wereld van Willem de Mérode (Amsterdam 1983); H. Werkman, Het leven van Willem de Mérode (Amsterdam 1971); R. Kuitert, Willem de Mérode (Groningen 1928);

< >