Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Glazenmakers- en schildersgilde

betekenis & definitie

Het doel van het gilde was exclusieve bescherming van de beroepsgroep tegen concurrentie en invloeden van buitenaf, vooral schilderijeninvoer. Het glazenmakers- en schildersgilde vormde in 1416 één gilde met de zadelmakers en de kannengieters.

In 1585 vond een definitieve afscheiding plaats: de schilders en glazenmakers gingen samen verder als twee aparte gilden onder één gezamenlijk bestuur. Het maken van een toelatingsproef was niet verplicht, maar in 1725 was het niveau zo ver gedaald, dat men - anders dan in de rest van Nederland - een meestersproef invoerde. Vanwege onenigheid over de slechte afbakening van werkterreinen gingen de schilders en glazenmakers in 1747 uit elkaar. Ze herenigden zich weer in 1750, omdat ze toch niet zonder elkaar konden. In 1798 werden de gilden opgeheven. Het gilde ging nog enige tijd door, maar door het ontbreken van de verplichting lid te worden stierf het uiteindelijk een zachte dood.Lit.: De geschiedenis van de St. Lucasgilden in Nederland (Amsterdam 1947); J. van Roekel, Het Groningse schildersgilde, een rechtshistorisch onderzoek van het schildersgilde (ongepubliceerde doctoraalscriptie RUG 1986).

< >