Samenvattende naam voor strafgevangenissen, huizen van bewaring en passantenhuizen, gebaseerd op de Beginselenwet Gevangeniswezen 1951. Evenals de rechterlijke organisatie werd ook het gevangeniswezen in de Franse tijd (1810-1813) gemoderniseerd en de grondslag voor de huidige organisatie.
Vóór 1800 waren er in de stad Groningen gevangenissen en een tuchthuis. De A- en Poelestadspoorten waren in gebruik als gevangenis, evenals het voormalig stadshuis van het klooster Wittewierum. Smokkelaars en militairen werden ingesloten in de Geweldige Provoost in de huidige Hofstraat. In 1609 was een deel van het jacobijnenklooster ingericht als tuchthuis. In 1611 werd het door de provincie overgenomen, maar in 1624 gesloten wegens gebrek aan middelen. Het stadsbestuur opende het tuchthuis, gelegen aan de huidige Zoutstraat, weer in 1664. Buiten de stad waren er ‘bewaarplaatsen’ in de kerktoren van Zuidbroek (Wold-Oldambt), het Huis te Wedde (Westerwolde), de kerktoren van Termunten (Klei-Oldambt), Farmsum, Middelstum en Midwolde.
Door de invloed van de Fransen in de periode 1810-1813 werd het gevangeniswezen enigszins georganiseerd. Vanaf 1821 kwamen er Huizen van Arrest en van Justitie (voor de bewaring van degenen die voor misdrijven en wanbedrijven veroordeeld waren), Provoosthuizen (voor veroordeelde militairen) en Huizen van Bewaring. Hoogezand, Veendam, Vlagtwedde, Winschoten en Zuidbroek hadden, naast Groningen, een Huis van Bewaring. Geregeld werden deze huizen ook gecombineerd.
In 1886 had een algehele reorganisatie plaats. De nieuwe Gestichtenwet kende strafgevangenissen (voor tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen), Huizen van Bewaring (voor hechtenisstraffen of gevangennemingen) en Passantenhuizen. In de stad Groningen kwam een strafgevangenis en een Huis van Bewaring, evenals in Appingedam en Winschoten. De gevangenis in Appingedam sloot in 1922 de poorten.
WOII en de jaren daarna maakten het noodzakelijk extra voorzieningen te maken. Zo waren er in juni 1945 tien bewarings- en interneringskampen, terwijl ook de gevangenissen vele politieke delinquenten herbergden. De kampen in Marum en Westernieland waren de bekendste. Ze werden in resp. 1951 en 1949 weer gesloten. In de jaren 1949-1951 was de Rijkswerkinrichting Carel Coenraadpolder in Finsterwolde in gebruik voor economische delinquenten en gevangenen die landarbeid moesten verrichten.
De strafgevangenis aan de Hereweg in Groningen, in 1884 in gebruik genomen, werd in 1962 een Rijksasiel voor psychopaten Dr. S. van Mesdag. De gevangenis Noorderschans in Winschoten werd in 1990 gesloten.
[Brood]
Lit: J.J.J. Beek e.a., Inventaris van de archieven van de instellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen, (1666)1670-1961 (1978) (Groningen 1988); J.G. Kampman, Het Tuchthuis in Groningen 1601-1811, GVA 1984-1985, 64-81.