Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Boeldag

betekenis & definitie

Boerenboeldagen behoorden, naast kermissen, tot ver in de 19de eeuw tot de belangrijkste vermakelijkheden op het platteland. Kopers, maar vooral kijkers kwamen van heinde en ver.

In de schuur stonden lange tafels en banken en de plaatselijke kastelein verzorgde de tapperij. Op een oude deur op twee pakken stro zat de speelman, die op zijn accordeon, of (eerder) viool de toenmalige ‘hits’ speelde. Er werd gedanst en luidkeels meegezongen. Op het boerenerf kon men koekhakken (volksvermaken) en dobbelen om prijzen. Voor de jeugd was het dé mogelijkheid een levenspartner te ontmoeten. Een mooie beschrijving van een ‘Bauldag op Graauwdiek’ in A.S. de Blécourt: Fivelgoër landleven (1901). Zie ook stroman.

Lit.: Ter Laan, Volksleven II, 20; D. van der Heide, De taal van oud gereedschap (Bedum 1994) 43-46.