Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Ordening

betekenis & definitie

Bij het begrip O. moet onderscheid worden gemaakt tusschen O. van belangen, planmatige economie en economische plannen (plannen v. d. arbeid, vijfjarenplan U.S.S.R., vierjarenplan Duitschland, enz.). O. van belangen kan geheel binnen het kader van het kapitalisme passen, planmatige economie in de volle omvang is met het kapitalisme als zoodanig in tegenspraak, plannen die O. met een bepaald doel en van een bepaald (beperkt) gebied bevatten, kunnen ook binnen het kapitalistisch systeem in de eerste plaats als crisismaatregel plaats vinden.

O. van belangen binnen het kader van het kapitalisme (O. in engere beteekenis) vindt o.a. in Ned. verwerkelijking door een reeks maatregelen, die voor een deel op vrijwillige samenwerking van bedrijfsgenooten berusten (autonoom), voor een deel krachtens wettelijke bepalingen (heteronoom), die in bepaalde gevallen een veralgemeening van de autonome O. ten doel hebben. Doel van deze O. is steeds méér stabiele en winstgevende prijzen.

Planmatige economie in de volle omvang is tot dusverre slechts in de U.S.S.R. verwerkelijkt, terwijl in de fascistische landen O. van belangen verder gaat door deze in te schakelen in het kader van de nationale volkshuishouding, zonder dat daarmede tot nu toe nog een planmatige economie is verwerkelijkt (zie: Corporatieve maatschappij). O. in engere zin vindt plaats op verschillend gebied: O. van de arbeidsverhoudingen door collectieve arbeidsovereenkomst; O. van in- en uitvoer door contingenteering en invoerverboden en regeling van het internationale betalingsverkeer; O. van het bedrijf als bedrijfstak door ondernemersovereenkomsten .Deze laatste vorm van O. door kartelleering kan zoowel de productie (omvang), de af zet (leveringscondities en prijs), de arbeidsverhoudingen (coll. arb. overeenkomst) en de toelating van nieuwe bedrijven of bedrijf sgenooten (zie: Gesloten bedrijf) omvatten. Een voorbeeld hiervan is de reeds in 1914 tot stand gekomen organisatie van het boekdrukkersbedrjjf, waarin tevens zoowel voor werkgevers als voor werknemers verplicht lidmaatschap der contracteerende organisaties werd opgenomen. Indien dit naar het oordeel van den minister van algemeen belang is en de bestaande ondememersovereenkomst voor de economische verhoudingen binnen de bedrijfstak overwegende beteekenis heeft, kan deze volgens de Wet tot het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van ondernemersovereenkomsten (Ondernemersov er eenkomstenw et 1935) algemeen verbindend worden verklaard, waardoor de betrokken overeenkomst ook voor de oorspronkelijk niet daarbij betrokkenen dwingend wordt. Hierbij kan o.a. de eisch worden gesteld dat de oorspronkelijke buitenstaanders in het lichaam dat de regeling uitvoert worden opgenomen. Evenzoo kan de minister op grond van algemeen belang een bestaande overeenkomst onverbindend verklaren, waardoor de oorspronkelijke contractanten niet meer gebonden zijn. Collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen eveneens algemeen verbindend of onverbindend worden verklaard (Wet tot het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten 1937). Voor verbindend verklaring geldt als criterium dat de overeenkomst voor een belangrijke meerderheid der in een bedrijf werkende personen van kracht is. Verbindend of onverbindendverklaring geschiedt op verzoek van één der betrokken partijen, gehoord een hiertoe ingestelde vaste commissie van de Economische Raad.

Voor de landbouwbedrijfsregelingen is in een afzonderlijke wettelijke regeling voorzien, die de bedrijfsgenooten vérstrekkende bevoegdheid geeft.

Eischen wat betreft vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven kunnen worden gesteld volgens de Vestigingswet kleinbedrijf 1937 en de Bedrijf sver gunningenwet 1938, waarbij een tijdelijk vestigingsverbod kan worden ingesteld.

Voor het kleinbedrijf betreffen deze eischen credietwaardigheid, handelskennis en vakbekwaamheid (middenstandsexamen). Voor de industriëele ondernemingen kan een vestigingsverbod worden afgekondigd indien vestiging of uitbreiding ongewenscht is in verband met invoerrechten, contingenten en ondernemersovereenkomsten of in verband met de algemeene industrialisatie.

Ten slotte is een ordenende bevoegdheid binnen de bedrijven toegedacht aan de bedrijfsraden (zie:Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie).

Wettelijke O. van de marktverhoudingen op het gebied van de binnenvaart geschiedt door evenredige vrachtverdeeling (bevrachtingscommissies door de K. v. K. benoemd) krachtens de Vrachtverdeelingswet 1933. De 0. is sterk gestimuleerd door de crisis en heeft voor een deel het karakter van saneering, waarbij economische structuurwijziging een belangrijke factor vormt. Als gevolg van de algemeene toeneming van het vaste kapitaal vindt aanpassing en herstel door verminderd aanbod in vele gevallen verzwakt plaats of bestaat veeleer de neiging op prijsdaling door vermeerderd aanbod te reageeren, waardoor 0. ook in dit verband steeds meer noodzakelijk schijnt. Ook kan als gevolg van de toenemende omvang der economische krachten en hun onderlinge vervlechting, uitkoop en stillegging van de minst rendabele bedrijven voor gezamenlijke rekening in sommige gevallen de voorkeur verdienen boven concurrentie op leven en dood. Hiertegenover staat dat O. binnen het kapitalisme in vele gevallen het karakter heeft van conserveering van gevestigde belangen met uitsluiting van de belangen zoowel van de nog niet gevestigde of tewerkgestelde krachten (bedrijfssluiting) als van de consumenten (monopolieposities).

De belangen van deze laatsten zijn door een zeer algemeen gehouden formuleering van het algemeen belang bij de wettelijke maatregelen wel erkend, maar niet in het systeem der O. ingeschakeld. Conserveerend in de zin van reactionnair kan de O. werken, zoodra deze uitsluitend ten bate van gevestigde belangen beperking van rationalisatie ← inhoudt.

Evenals bij de meeste economische maatregelen is het bij de O. van groot belang naast de primaire ook de secundaire werking zooveel mogelijk te voorzien.

O. wordt in Ned. zoowel van katholieke zijde, met beroep op de encycliek Quadragesimo Anno, als door de sociaal-democratie, bepleit. Voor de laatste is de O. niet alleen een mogelijke stap in de richting van de socialisatie, maar wordt deze binnen het kader van het hoog ontwikkelde kapitalisme, onder leiding van de overheidsorganen, noodzakelijk geacht in verband met de op de gemeenschap rustende economische en sociale verplichtingen en in verband met de belangen van alle leden van de maatschappij bij het bedrijfsleven als grondslag van hun bestaan.

De nationaal-socialisten staan O. door publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in de richting van een corporatieve maatschappij voor. Van liberaal-economische zijde wordt vrijwillige O. door de belanghebbenden in de vorm van kartelleering aanvaard, inmenging van de overheid op dit punt daarentegen in het algemeen verworpen (L. J. H. Trip, Jaarverslag Ned. Bank, 1939).

Een geregeld overzicht van de tot stand gekomen maatregelen op het gebied der O. geeft de Economische en Sociale Kroniek van het C.B.S. (maandschrift en als afz. uitg.) onder het hoofd „Organisatie van het bedrijfsleven”.

(H. Vos, Het Plan van de Arbeid, 1936.) Lit.: Naar ordening van het bedrijfsleven, Rapport commissie N.V.V. 1935 J F. M. Wibaut, Ordening der Wereldproductie, 1934; Ordening, voordrachten v. h. Delftsch Hoogeschoolfonds, door C. A.

Mennicke, J. Tinbergen, P. Lieftinck, 1935; S. De la Bella Jr., Ordening, 1937 ; A. C. Josephus Jitta, Goede en slechte Ordening, 1939; Ed. van Cleeff, Sociaaleconomische ordening, 1937; J.

C. Kruisheer, De practijk der ordening de Ned* Ordeningswetgeving voor het industriëele bedrijfsleven en haar toepassing, 1939; Rapport betreffende overneming der landbouwcrisismaatregelen door de bedrijfsgenooten, 1939; ^ ook Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.