Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Onvolwaardige arbeidskrachten

betekenis & definitie

zijn geestelijk of lichamelijk gedeeltelijk invaliden, hetzij van geboorte hetzij tengevolge van ziekte of ongeval, die in staat zijn eenige arbeid te verrichten. Het is vooral van belang deze O. eventueel met aanvullende steun zoodanig in het economisch leven in te schakelen, dat zij voor armoede worden behoed.

Hiertoe is noodzakelijk: scholing, waardoor zij leeren hun beperkte krachten op de meest juiste wijze te gebruiken; advies en steun bij eventueel noodzakelijke verandering van werkkring en de daarvoor noodzakelijke herscholing; hulp bij het zoeken van werk en voorzoover noodzakelijk, scheppen van speciale, aan de behoeften der O. aangepaste werkgelegenheid. De belangen der O. worden in Ned. behartigd door de Ver. tot bevordering van den Arbeid voor Onvolwaardige Arbeidskrachten (A.V.O), die in verschillende plaatsen arbeidsinrichtingen en adviesbureaux tot stand heeft gebracht.Volgens een gelijk met de volkstelling in 1930 gehouden telling der O. was in Ned. 1,61 % der bevolking onvolwaardig (rapport A.V.O. 1934).

Lit.: Prae-advies voor het congres inzake onvolwaardige arbeidskrachten, 1928. ^ Ook Armoede Armenzorg.