Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Monopolie

betekenis & definitie

Een M. bestaat bij afwezigheid of uitschakeling van concurrentie, waardoor het aanbod of de vraag in één hand is, of beheerscht wordt samengevat. In het eerste geval bestaat een natuurlijk (feitelijk) M. in het tweede geval een kunstmatig M.

Natuurlijke M. komen voor tenopzichte van grondstoffen en bepaalde agrarische producten op grond van geologische gesteldheid of klimaat (tin en kina in Ned. Indië).

Kunstmatige M. ontstaan op grond van wettelijke uitsluiting (staatsmonopolies), concessies of overeenkomsten (kartels, trusts). Wettelijke M. zijn behalve het staats-M. en door de overheid verleende concessies, ook het auteursrecht en octrooi van uitvindingen.Een absoluut M. sluit elke concurrentie uit, een beperkt M. vat aanbod of vraag slechts in hoofdzaak of voor een deel samen. Een M. kan ook beperkt worden door de mogelijkheid van vervanging (substitutie) van het gemonopoliseerde product door andere producten. Marshall spreekt hier van „rival products”. Protectie schept ingeval van invoerverbod een absoluut, ingeval van invoerrechten of contingenteering een beperkt M. voor de binnenlandsche producten. Een beperkt M. bestaat ook in verband met lange productieduur of zeer groot vast kapitaal, waardoor uitbreiding van de voortbrenging groote wrijvingsweerstanden moet overwinnen.

Elke monopolieverhouding biedt de mogelijkheid van extra winst (aan de vraagzijde door lage prijzen): producers’ resp. consumers’ rent. In de ruimste beteekenis is deze overal aanwezig waar geproduceerd wordt onder gunstiger omstandigheden dan in het grensbedrijf hetzij blijvend hetzij tijdelijk door invoering van technische verbeteringen (producers’ rent zie: Ondernemerswinst, Grondrente). Ook het absolute M. is in zijn prijspolitiek niet geheel vrij. De monopolieprijs blijft in verband met de gewenschte zoo groot mogelijke winst beperkt door de koopkrachtige vraag. Een te hooge prijs zou de af zet dusdanig kunnen beperken, dat de winst, mede in verband met stijgende productiekosten bij geringe hoeveelheid, lager wordt. Voor den monopolist komt het er op aan een prijs te calculeeren, die, vermenigvuldigd met de verkochte hoeveelheid, het hoogste bedrag geeft.

Een overheids-M. (post, gas, water, electriciteit, transport, enz.) dat niet van een zoo groot mogelijke winst uitgaat, kan in dit geval een andere prijspolitiek volgen en naar het hoogste maatschappelijke rendement, d.w.z. zoo groot mogelijke afzet streven. Nadeel kan het M. medebrengen door abnormaal hooge prijzen en het tegenhouden van technische verbeteringen door opkoopen en ter zijde stellen van patenten, die een gevaar voor het vaste kapitaal der betreffende ondernemingen beteekenen.

Voor fiscaal M. Belasting; Wettelijke beperking van M. (antitrust wetten) zie: Trust.

Lit.: Halm, Monopolistische Bestrebungen, H. d. S. Erg. Bnd; F. H. Weiss, Monopol, H. d.

S.; G. Cassel, Neuere monopolistische Tendenzen in Industrie u. Handel, 1927; Enger, Der Sinn des Monopols in der gegenwärtigen Wirtschaftsordnung, 1931.