Met G. wordt in de eerste plaats bedoeld de credietverleening en rentetarieven der circulatiebank ←, waardoor de circulatie wordt uitgebreid, als gevolg van „goedkoop geld”, of ingekrompen, als gevolg van „duur geld”. Goedkoop geld kan een tweeledig doel hebben: door lage rente de bedrijvigheid te stimuleeren en door uitbreiding van de circulatie prijsverhoogend te werken, waardoor eveneens de bedrijvigheid wordt gestimuleerd.
Heeft echter tijdens een algemeene depressie de goedkoop-geld-politiek niet het gewenschte gevolg en werkt de lage rente geen nieuwe investeering in de hand, dan kan deze een algemeene daling van de rentestand veroorzaken, die nadeelig op de koopkracht van de kleine kapitaalbezitters werkt. (Volgens de National Association of Mutual Saving Banks zou de rentedaling bij de spaarbanken het inkomen der, meest kleine, spaarders met ongeveer $ 200 millioen per jaar hebben verminderd).
