Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Economische geschiedenis

betekenis & definitie

Kennis van de ontwikkeling der behoeftenbevrediging wat betreft techniek en organisatie, zoowel als van de geschiedenis der afzonderlijke economische verschijnselen is van het grootste belang voor een juiste waardeering der tegenwoordige ontwikkeling. Niet ten onrechte noemde W.

Sombart de E. „empirische economie”. Vooral in een periode waarin de ontwikkeling met sterke schokken gepaard gaat, zal een terugblik in vele gevallen het begrip tenopzichte van het heden kunnen verrijken.

Onderzoek op het gebied der E. vond en vindt zoowel in het kader der historische, als der economische wetenschap plaats.Nadat lange tijd de geschiedenis eenzijdig op de politieke gebeurtenissen, later ook op de meer algemeen cultureele ontwikkeling, was geconcentreerd, is, mede onder invloed van de Historische school der economie, tegenwoordig op bijna elk gebied der E. belangrijk materiaal bijeengebracht. Hierbij bleek nauwe aanraking met de sociale verschijnselen en het recht (productieverhoudingen = eigendomsverhoudingen) onvermijdelijk. Belangrijke beschouwingen over de „natuurlijke oorzaken” der E. gaf o.a. K. A. Wittfogel (Arch. für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik Bd. 67, 1932).

Een belangrijke bijdrage tot de methode der E. leverden K. Marx en F. Engels, door aan de productiekrachten en de daaruit resulteerende productieverhoudingen een overwegende invloed toe te kennen op de geheele sociale, politieke en cultureele „bovenbouw” der maatschappij (historisch-materialistische geschiedbeschouwing), waarbij de innerlijke tegenstellingen tusschen de zich ontwikkelende productiekrachten en de meer starre maatschappelijke productieverhoudingen van groote beteekenis zijn voor de historische ontwikkeling in het algemeen (zie: Evolutie en revolutie). Hierbij vormen vooral de verschillende bevolkingsklassen, in hun onderlinge strijd om behoud en verandering van de bestaande orde de groote bewegende kracht. Bij de beoefening der E. heeft men, vooral in het begin, een sterke behoefte gevoeld tot schema tiseering der ontwikkeling in zgn. ontwikkelingstrappen (Wirtschaftsstufen), waarbij veelal ten onrechte van een „unilineaire” ontwikkeling, die overal min of meer gelijk zou zijn verloopen, werd uitgegaan. Toenemend inzicht in de historische ontwikkeling heeft deze indeeling veel van haar beteekenis doen verliezen. Zij blijft echter van waarde als een reeks „ideaal-typen”, ter verduidelijking van het principiëele verschil op de hoogtepunten van ontwikkeling, waarbij het zwaartepunt bij vergelijking meer economisch dan historisch bepaald is, terwijl natuurlijk de grenzen in elkaar overloopen.

Ten dienste van de E. staan in Ned. in de eerste plaats het Economisch-Historisch Archief te ’s Gravenhage, de Economisch-Historische Bibliotheek te Amsterdam en het Int. Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. In België o.a. de sociologische afdeeling van de Instituts Solvay te Brussel.

Lit.: Ec. Hist. Jaarboek, uitg. Ec. Hist. Archief; Annales d’histoire économique et sociale; H. Cunow, Allgemeine Wirtschaftsgeschichte, 1926-31; Max Weber, Wirtschaftsgeschichte, 2de 1924; verder een zeer uitvoerige lit. betr. de versch. perioden, landen en onderdeelen.