Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Dumping

betekenis & definitie

is onderbieden op de buitenlandsche markt.

In de nauwkeurige omschrijving is allerminst eenheid. Wanneer D. als „abnormaal goedkoop” aanbod wordt gedefinieerd, dan is daarmede nog allerminst vastgesteld wat onder „abnormaal goedkoop” moet worden verstaan. De ruimste, maar meest bedenkelijke definitie van D. is elke „onaangename concurrentie” uit het buitenland als zoodanig te brandmerken. Als D. wordt o.a. beschouwd: Aanbod in het buitenland tegen een lagere prijs dan op de binnenlandsche markt van het exporteerende land. Dit gaat echter meestal samen met een monopoliepositie op deze binnenlandsche markt kartel- en trustvorming en (of) beschermende rechten tegen goedkoopere invoer. In dit geval moeten echter eerder de binnenlandsche prijzen in het exporteerende land als abnormaal hoog worden beschouwd.

Aanbod in het buitenland beneden de productiekosten in het exporteerende land. Economisch kan een dergelijke export gemotiveerd zijn voor af zet van een bij-product of van een surplus, dat onder de kostprijs kan worden uitgevoerd in verband met de technisch en economisch meest voordeelige omvang van het bedrijf.

Aanbod in het buitenland door landen met een lagere levensstandaard „sociale D.” - of met goedkoope valuta „valuta D.” zooals wij deze op het oogenblik gecombineerd van Japan ondervinden. In beide gevallen is van een abnormaal lage prijs slechts sprake in het land van invoer, terwijl de prijs voor het exporteerende land een normale of zelfs hooge winst kan inhouden. Een scherper karakter neemt D. aan, wanneer tijdelijk aanbod in het buitenland al dan niet met verlies voor het exporteerende land plaats vindt met het doel een concurreerende bedrijfstak of concurreerend bedrijf in het importland te bestrijden of in zijn opkomst te verhinderen, om na het slagen van deze maatregel de betreffende markt wederom te kunnen beheerschen of een bedrijf of bedrijfstak tot concessies bijv. bij kartelvorming te dwingen. In dit geval kan worden gesproken van opzettelijke of actieve D.

De tegenstelling tusschen het persoonlijke en het maatschappelijke belang in de kapitalistische economie treedt bij D. sterk op de voorgrond.

Maatschappelijk beteekent D. in het land van invoer, dat dit land (de gezamenlijke verbruikers) de betreffende goederen extra goedkoop uit het buitenland kan betrekken en in zooverre dus onmiskenbaar voordeel. (Zoo heeft volgens de militaire doctoren de aankoop van goedkoope Japansche gummieschoenen in Taganyka méér bijgedragen tot bestrijding van de voetvormziekte dan alle maatregelen van de gezondheidsdienst.)

Het persoonlijke belang van de betreffende producenten in het importland de binnenlandsche industrie is echter een hooge prijs op de binnenlandsche markt, voorzoo ver de prijzen van de grondstoffen en de arbeidsloonen daardoor niet te zeer stijgen, en tevens dat niet een zoo gering mogelijke, maar een zoo groot mogelijke hoeveelheid goederen ter betaling van de noodzakelijke invoer moet worden uitgevoerd.

Een algemeen nadeel voor het import-land is inderdaad gelegen in opzettelijke dumping, daar deze ten doel heeft dit land van de invoer afhankelijk te houden of te maken, om wanneer deze afhankelijkheid is bevestigd de prijzen wederom op te voeren.

Voor het export-land beteekent D., inzooverre deze bij de uitvoer offers medebrengt, dat dit land bereid is ten bate van het belang van de betreffende export-industrieën of vanuit een algemeen belang, bij de internationale warenruil een onevenredig groot kwantum goederen ter betaling van de noodzakelijke invoer te geven. De kosten hiervan worden betaald door de belanghebbende bedrijven, indien deze voor eigen rekening dumpen of door de gemeenschap, indien deze kosten door de bedrijven op de binnenlandsche verbruikers worden verhaald door hoogere binnenlandsche prijzen of in de vorm van exportpremies ten laste van de gezamenlijke belastingbetalers komen.

Een maatschappelijke noodzaak voor abnormaal goedkoope uitvoer kan ontstaan indien bij belemmering van de vrjje internationale warencirculatie de behoefte aan de in te voeren goederen die aan de uit te voeren goederen afgescheiden van de wederzij dsche productiekosten verre overtreft. (Zie in dit verband o.a. de zgn. „graandumping” door de U.S.S.R. in 1930). In dit geval verschijnt de D. duidelijk in het algemeene maatschappelijke verband: goedkoope uitvoer is dure invoer.

Een bijzondere aanleiding tot D. ontstaat, indien door de een of andere onderneming goederen worden verkregen, die buiten het eigenlijke kader van haar normale werkzaamheden vallen en die men daarom zoo snel mogelijk en vaak tot elke prijs wil liquideeren. Zoo ontstond een nieuwe aanleiding tot D. als gevolg van de bemoeilijking van het internationale betalingsverkeer na 1930, door verbod van uitvoer van goud en deviezen. Indien buitenlandsche vorderingen slechts in de vorm van goederen kunnen worden gerealiseerd (de Comp. Int. des Wagon Lits kan bijv. haar toekomende saldi in Roemenië slechts in de vorm van mais uitvoeren) zijn de belanghebbenden licht geneigd deze goederen in hun land of elders desnoods onder de marktprijs te verkoopen. Het zelfde is het geval met graan dat in verband met zeer lage prijzen in de productielanden als ballast is geladen. Ook compensatie-transacties, waardoor exporteurs ten behoeve van een invoervergunning goederen uit het betreffende land moeten afnemen, kunnen aanleiding zijn tot realisaties, die het karakter van D. aannemen.

Bescherming tegen- en afweer van D. kan geschieden door verhooging van de invoerrechten op de berteffende goederen of het heffen van een extra dumpingsrecht, enz. Verhooging van de invoerrechten heft op de eenvoudigste wijze het nadeel (resp. voordeel voor het dumpende bedrijf) op. Daar D. meestal tijdelijk optreedt is hiervoor de mogelijkheid tot soepele toepassing van dit handelspolitieke wapen van belang. Een gevaar is, dat het gemakkelijk in permanente bescherming kan omslaan.

Lit.: L. D. Pesl, Dumping, H. d. S.; J. Viner, Mémorandum sur le dumping, S. d. N. 1926; Legislation of different States for the prevention of dumping, with special reference to exange dumping, S. d.

N. 1926; P. Baer, Das soziale Dumping, 1928; E. Döblin, Theorie des Dumpings Probleme der Weltwirtschaft 55, 1931; R. Oehring, Sowjet-handel und Dumpingsfrage, 1931.