Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Bedrijfs- en Beroepsvrijheid

betekenis & definitie

Uitoefening van beroep en bedrijf is na opheffing van de gilden, toen vrije ontplooiing en concurrentie der economische krachten de grondslag van de volkshuishouding werd, in het algemeen vrij binnen de grenzen van de algemeene wetten behoudens voor bepaalde beroepen gestelde eischen van bekwaamheid (examens).

Terwijl deze vrijheid lange tijd juridisch slechts beperkt werd door enkele uitzonderingen, waarbij in het algemeen belang monopolies of concessies werden ingesteld (posterijen, Ned. Bank, radio, verkeer, enz.), wordt hierop principieel inbreuk gemaakt door beperkende vestigingswetten en het verleenen van publiekrechtelijk karakter aan bepaalde ondernemersovereenkomsten (zie: Verbindendverklaring), waarbij de vrijheid van bedrijf — en daarmede ook van de zelfstandige uitoefening van beroep — ten bate van de bedrijfsgenooten wettelijk aan banden wordt gelegd. Voordien was deze reeds in enkele bedrijfstakken beperkt door het op particuliere maatregelen berustende gesloten bedrijf. zie: Ook Gesloten bedrijf.