Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Bedrijf, Bedrijfsleiding

betekenis & definitie

Het B. in engere zin is de plaatselijke en technische eenheid (in de Bedr.telling v.h. C.B.S.-onderdeelen v. bedr., die technisch homogeen en ondeelbaar zijn) in het productie- en circulatieproces, in de ruimste beteekenis samenvatting van alle gelijksoortige B. als B. tak.

Het B. in engere zin onderscheidt zich als zoodanig van de onderneming, die een economische eenheid vormt en meerdere B. ook van verschillende aard kan omvatten (zie: Concentratie), waardoor de omvang der onderneming niet aan het technische en bedrijfseconomische optimum van het B. is gebonden. Indien meerdere B. binnen één onderneming zijn vereenigd, zijn deze organisatorisch verbonden, terwijl de verschillende ondernemingen, met uitzondering van enkele gevallen van georganiseerde samenhang, in ons economisch systeem in principe los naast elkaar staan, met het ruilverkeer als eenige verbinding.

Hoewel een principiëel verschil tusschen B. en onderneming bestaat al kunnen B. en onderneming in de praktijk samenvallen wordt dit in het spraakgebruik en de literatuur veelal verwaarloosd en het B. met de onderneming vereenzelvigd. (Bedrijfseconomie ← bijv. heeft in vele gevallen meer betrekking op de onderneming dan op het bedrijf).De onderscheiding der B. is in het algemeen van technische en organisatorische aard: industrieel-, handels-, landbouw-B., enz. (ook als samenvatting van de B.-tak); kapitaal intensief en kapitaal extensief, resp. arbeidsintensief en arbeidsextensief B.; groot- en kleinbedrijf, enz. De begrippen intensief en extensief zijn ook in dit verband steeds relatief, in vergelijking binnen een bepaalde B.-tak of -groep of van verschillende B.takken onderling. In de landbouw kunnen de begrippen intensief en extensief ook betrekking hebben op de opbrengst van een bepaalde oppervlakte. Bij vergelijking van verschillende cultures is bijv. landbouw in het algemeen extensief, tuinbouw intensief, terwijl ook een bepaalde cultuur (ook mijnbouw, enz.) intensief of extensief kan worden bedreven.

Continu-B. meestal met drie ploegen van 8 uur wordt toegepast waar het productieproces geen onderbreking toelaat.

Bij de onderscheiding van kleinen groot B. wordt door de statistiek meestal uitgegaan van de omvang van het personeel op de basis van type-werklieden = 300 arbeidsdagen: tot 5 klein B., 6-50 middel B., meer dan 50 groot B. Het geïnvesteerde kapitaal kan hier echter niet geheel buiten beschouwing blijven, daar bijv. een electrische centrale, die slechts zeer weinig personeel behoeft, niet zonder meer met een klein- of middelbedrijf met een gelijke personeelbezetting is te vergelijken. Ook de machine-capaciteit (P.K.) is bij onderlinge vergelijking der B. en bij beschouwing van hun ontwikkeling van belang. Het voordeel van klein- en groot B. hangt in laatste instantie met het technisch en economisch optimum ← als historische categorie ten nauwste samen. Van groote invloed is hierbij, naast de samenhangen van het productieproces, de technische arbeidsverdeeling, de omvang en capaciteit van de productiemiddelen (zie bijv. de ontwikkeling van het machinale coöperatieve groot-landbouwbedrijf in de USSR), en de beschikbare krachtbron. Terwijl de stoommachine, die het hoogste rendement bij betrekkelijk groote omvang geeft tot concentratie van arbeidskrachten (groot B.) dwingt, maakt de electromotor een vergaande decentralisatie en daardoor klein- en middel B. technisch en economisch mogelijk.

Onderscheid tusschen particulier B., N.V. en overheids- en gemengde B. raakt meer direct het B. als onderneming. Het overheids B. behoeft daarbij niet in tegenstelling tot de onderneming te staan, voorzoover bij het eerste naar winst, zij het niet primair of onbeperkt, wordt gestreefd.

Bij de grootere B. treedt meestal een splitsing op tusschen de technische en commerciëele leiding (directie). Ook wanneer het B. onderdeel van een grootere onderneming is heeft het in de regel toch een eigen rentabiliteitsrekening. De technische leiding kan daarbij nog gesplitst worden wat betreft het eigenlijke interne technische proces (bedrijfstechnische leiding) en de afzet (commerciëele leiding), vaak elk met een eigen standplaats, die door technische resp. economische (commerciëele) motieven wordt bepaald.

Naarmate de B. zoowel technisch als economisch een grootere omvang hebben verkregen is ook de leiding van ervaring (vaak van vader op zoon) tot een gespecialiseerde wetenschap (wetenschappelijke B.-organisatie en wetenschappelijke B.-leiding) geworden. De scheiding van leiding en bezit of daarmede gelijk te stellen belang heeft zich, voorzoover deze zich niet reeds uit economische oorzaken had voltrokken, mede hierdoor verder doorgezet. Er is in dit verband geen algemeene aanwijzing voor de superioriteit van zakelijk belanghebbende leiding (E. Pape, Betriebswirtschaftslehre, W.d.V.). Maatschappelijk heeft het B. groote beteekenis als technisch en (als onderneming) economisch belangrijkste cel van de gezamenlijke volkshuishouding en als zoodanig voornaamste basis, zoowel van de technische als de economische zyde der behoeftenbevrediging.

Ook heeft het B. groote sociale beteekenis als basis van de georganiseerde arbeid. Als zoodanig is het tevens in vele gevallen de grondslag geworden van sociale maatregelen (zie:Sociale bedrijfspolitiek) bij gebreke van, naast en als aanvulling van algemeene wettelijke sociaal-politieke maatregelen, die veelal ook direct regelend in de arbeidsverhouding binnen het B. ingrijpen. In de Sowjet-Unie is het B. als basis van de georganiseerde arbeid van het begin af tevens de basis geweest van sociale en politieke activiteit. De raden (sowjets) komen oorspronkelijk direct uit de B. voort, terwijl een belangrijk deel van de sociale politiek in het B. zijn uitgangspunt vindt.

Aantal typen-werklieden in Ned. bedrijven.

In procenten v. h. totaal.

1903 1913 1923 1932
1-4 15,1 13,5 16,9 14,6
5-49 36,7 29,4 29,6 29,3
50-199 20,4 19,8 18,0 18,4
200-499 10,6 12,2 10,3 11,2
500-999 6,1 7,2 6,3 7,5
1000-enz. 13,1 17,9 18,9 19,0

(Stat. der ondernemingen, Rijksverz. Bank)

Lit. :zie: Bedrijfseconomie. Ook lit. van en over Ford, Bat’a enz.: H. Ford, Productie en welvaart, Heden en morgen, My philosophy of industry; R. Philipp, Bata, der unbekannte Diktator, 1928; J. Groot, Wie is Bat'a en wat wil hij? 1939.