Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Bank en Bankwezen

betekenis & definitie

Als onderneming doet de B. zaken in geld, crediet en effecten en verricht zij alle daarmede samenhangende diensten.

Naar haar maatschappelijke functie in de kapitalistische maatschappij is zij apparaat van het circulatie-proces inzooverre geld en crediet de tegenpool vormen van alle warenbewegingen, en apparaat van het privaatbezit inzooverre geld en crediet eveneens de tegenpool vormen van kapitaalbewegingen; daarnaast in het bijzonder ook als instituut van het effectenverkeer.

Niet zelden geven de B. (het B.kapitaal) daarbij richting aan het economisch leven door de circulatie, hetzjj van waren of van kapitaal, in een bepaalde richting te leiden.

De inkomsten der B. als onderneming bestaan uit winst: renteverschil en koersverschil bij haar zaken en provisie voor haar diensten.

Als uitsluitend op winst gerichte onderneming zijn de B. particuliere ondernemingen. Bij de coöperatieve B., die zich meestal in een bepaalde richting specialiseeren, staat in de regel het belang der deelnemers geheel op de voorgrond, bij de B. als overheidsbedrijf domineert meestal het algemeen belang.

De geldzaken der B. hebben zich voornamelijk ontwikkeld vanuit het deposito.

Aan de eene zijde groeide dit uit tot kassiersbedrijf (ontvangen incasso en betalen voor den cliënt) met zijn eigen apparaat van overboeking, chèque, wissel, giro, enz. (Voor de beteekenis hiervan bij de geldomloop als bank-geld zie: Geld). Hierbij sluit het internationale geldverkeer aan: de handel in valuta, buitenlandsche wissels, wisselarbitrage, enz. Het bankbiljet heeft een geheel eigen karakter gekregen als geld ←; de uitgifte hiervan door de circulatiebank ← heeft zich tot een geheel zelfstandig onderdeel van het B.-wezen met eigen problemen ontwikkeld. Aan de andere zijde ontwikkelde zich uit het deposito het crediet, dat het voornaamste onderdeel van het B.wezen is geworden. In zijn eenvoudigste vorm bestaat dit uit het leenen en uitleenen van geld, of juister, daar ook hierbij overboeking en andere middelen van geldverkeer een voorname factor zijn, van geldsommen. Eenerzijds door het geven van een depositorente, anderzijds als gevolg van de vele diensten, die de B. als centrale van het geldverkeer onmisbaar maken, concentreert zich het tijdelijk braak liggende geld bij de B., die het uitleenen waar de grootste behoefte als vraag tot uiting komt (zie: Geldmarkt, Kapitaalmarkt) . Leidend motief is hierbij de te verkrijgen rente, richtinggevende factor de hoogte van die rente in verband met de duur van de leening en de geboden zekerheid.

De inkomsten der B. bestaan voor een belangrijk deel uit het verschil tusschen betaalde en ontvangen rente. Vandaar dat een nauwe relatie tusschen deze beide bestaat en bij geringe vraag naar geld de depositorente tot nul kan dalen of zelfs, in verband met de aan bewaring verbonden kosten, bewaarloon kan worden gevraagd. Daar de rente voor verstrekte leeningen hooger is naarmate van de duur der leening, en de B. onder normale omstandigheden steeds beschikken over belangrijke bedragen in verband met hun bemiddeling bij het geldverkeer, die echter onder abnormale omstandigheden plotseling kunnen slinken, ligt hier een voortdurend gevaar voor verontachtzaming van de eisch der liquiditeit die de kern van elke gezonde bankpolitiek vormt. Deze noodzakelijke liquiditeit bestaat daarin, dat de B. tegenover haar opeischbare verplichtingen, die in het algemeen groot zijn daar een belangrijk deel van de vreemde middelen de bank op rekening courant dus terstond opvorderbaar is verstrekt, steeds voldoende direct opeischbare vorderingen heeft. Menige débâcle is ontstaan, hetzij door het verstrekken van te groote bedragen op lange termijn, hetzij door het „bevriezen” van credieten, waardoor de opeischbaarheid verloren gaat, hetzij door tijdelijk onvoldoende dekking als gevolg van het verstrekken van te groote credieten in het vertrouwen dat de benoodigde middelen tijdig zouden worden verkregen. Dit laatste is vooral gevaarlijk indien de daarvoor benoodigde goodwill plotseling wegvalt, bijv. door de dood van één van de leidende figuren.

Naast een voldoende kas voor regelmatige, periodieke (maanden jaarverwisseling) en plotselinge geldbehoefte der rekeninghouders en credietreserve voor uitbreiding der verstrekte leeningen, staan tegenover de direct opeischbare vreemde middelen in de eerste plaats als liquide middelen der B. het eveneens direct opeischbare tegoed in rekening bij andere B. en kassiers (uit hoofde van geïncasseerde wissels, enz.), met één dag opvorderbare leeningen (daggeld, call money), gedisconteerde wissels en Ned. schatkistpapier.

De wisselportefeuille vormt een bezit waaruit dagelijks geld naar de B. vloeit, terwijl prima wissels steeds door de Ned. Bank in herdisconto worden aangenomen. Courante effecten in onderpand (depot) voor voorschotten in rekening courant of op prolongatie kunnen onder bepaalde voorwaarden worden herbeleend, terwijl courante fondsen in het bezit der B. te allen tijde, zij het ingeval van crisis vaak met belangrijk verlies, kunnen worden gerealiseerd. Leeningen op goederen, juister op de goederen vertegenwoordigende documenten (ceels, warrants, cognossementen) zijn, hoewel meestal op korte termijn verstrekt, ingeval van crisis niet steeds te realiseeren (bevroren crediet). Deelneming in ondernemingen, uit welke hoofde ook, die niet te allen tijde kan worden gerealiseerd, mag strikt genomen nooit staan tegenover min of meer directe verplichtingen van de B. en is, wil de liquiditeit ten volle blijven gehandhaafd, slechts met de eigen middelen der B.: het eigen kapitaal en de reserve, geoorloofd. Bovendien vereischen alle vorderingen waarop bij realisatie verlies mogeljjk is, een daarmee ten volle rekening houdende afschrijving als extra reserve.

De effectenzaken der B. zjjn te scheiden in die voor eigen rekening en die in opdracht en voor rekening van haar cliënten, waarbij de B. als commissionnair tegen provisie orders ter beurze uitvoert. Ook emissie kan op deze wijze plaats vinden. Tot de zaken voor eigen rekening, waarvoor ter verdeeling van het risico bij transacties van groote omvang veelal verschillende B. een consortium of syndicaat vormen, behooren in de eerste plaats emissies. Hierbij nemen de B. de uit te geven aandeelen of obligaties in hun geheel over om deze voor eigen rekening bij het publiek te plaatsen, waarbij de winst bestaat uit het te maken koersverschil. Uit niet geplaatste aandeelen of obligaties kan een gedwongen blijvend belang der B. bij de betreffende onderneming voortvloeien. Ook vindt deelneming der B. in ondernemingen plaats om invloed of een meerderheid in de betreffende onderneming te verkrijgen, terwijl effectenbezit ook een speculatief karakter kan hebben.

Een afzonderlijk onderdeel der effectenzaken vormt de arbitrage Tot de diensten aan de cliënten behooren, behalve die welke de B. als kassier verricht, o.a. het verhuren van safe-loketten, open- en gesloten bewaarneming van waarden, administratie van het vermogen, enz. Vooral in verband hiermede is het B. geheim (wettelijk niet afzonderlijk geregeld: W. v. Strafr. art. 272, B.W. art. 1946, W. v. Strafvordering art. 218) van groot belang, anderzijds met het oog op belastingontduiking en in het belang van controle op het kapitaal via de B. vaak scherp bestreden. Bovendien is het door de rechten van de belastingadministratie op inzage van de boeken ten opzichte van de B. als zoodanig, reeds van twijfelachtige waarde.

Hoewel vele B. zich in een bepaalde richting specialiseeren, is deze specialisatie zelden uitsluitend en voornamelijk daar het verst doorgevoerd, waar arbeidsverdeeling en centralisatie van een bepaald onderdeel (bijv. incasso) belangrijke voordeelen geeft. Het kassiersbedrijf wordt in Ned. nog gespecialiseerd uitgeoefend door de Associatiekassa en de Kasvereeniging te Amsterdam en is vooral van belang in verband met clearing van chèques en betalingsverkeer in verband met de levering van effecten. Geheel gespecialiseerd zijn de Hypotheek B. ←, Spaar B. ←, Verzekerings B. (zie: Verzekering), Disconteerings B. (zie: Afbetaling) en B. van leening ←, die geen andere B. zaken verrichten. In andere zin: de veelal coöperatieve Middenstands B. (zie: Middenstand), Boerenleen B. ←, Arbeiders- en Beambten B. (zie: Arbeiders B.), enz., die meestal binnen een bepaalde kring ten behoeve van die kring werkzaam zijn, in de eerste plaats door de tijdelijk vrijkomende en de spaargelden aan de credietbehoefte dienstbaar te maken of door coöperatie het crediet van den enkeling te vergrooten. Ook de Voorschot B. ← nemen meestal een bijzondere plaats in. Specialisatie in de richting van financiering van industrie door deelneming of voorschotten op lange termijn (Banque d’affaires, Industrie B.) vindt in Ned. niet op groote schaal plaats.

Wel heeft zich hier de goederenhandel in consignatie door de koloniale B., meestal in verbinding met het verstrekken van voorschotten, sterk ontwikkeld. Combinatie van de voordeelen van concentratie en decentralisatie, de eerste van belang als concentratie van middelen en verplichtingen en als apparaat van het geldverkeer, de tweede bij de plaatselijke beoordeeling van credietwaardigheid eenerzijds en voor plaatselijk vertrouwen anderzijds, gaat meer en meer in de richting van groote B. met plaatselijke bijkantoren. De particuliere B. onder persoonlijke leiding, die sterk op plaatselijk contact en vertrouwen steunden, hebben zich, vooral in tijden van crisis, wanneer het nadeel van relatief geringe reserves en elasticiteit en het gemis aan openbaarheid van de balans zich sterk deed gevoelen, op enkele uitzonderingen na, niet kunnen handhaven en zijn meestal in de grootere N.V.’s opgegaan.

Maatschappelijk beteekent een goed functionneerend bankwezen besparing van kapitaal als gevolg van concentratie en distributie van alle beschikbare middelen, vervanging van vlottend kapitaal in het bedrijfsleven door B.-crediet en versnelde realisatie van het warenkapitaal door wisseldisconto enz., waardoor de productieve kringloop van het kapitaal in zijn geheel wordt versneld. Tevens vervullen de B. een belangrijke rol bij de kapitaalvorming door concentratie van middelen en crediet (kapitaalcrediet) ten behoeve van groote investeeringen.

Een belangrijke maatschappelijke taak van het bankwezen is de vergemakkelijking van geld (betalingsverkeer en veralgemeening van het afzonderlijke, naast elkaar staande, persoonlijke crediet door B.-crediet in de vorm van B.garantie, B.-accept (zie: wissel), enz., waardoor inplaats van de afzonderlijke zekerheid de veel breedere zekerheid der B. treedt; in zijn uiterste consequentie substitutie van de wissel door bankbiljetten (zie: Circulatie B.).

Hierdoor is anderzijds een sterke vervlechting van het geheele economische leven via de B. het gevolg, waardoor in geval van crises plaatselijke storingen (gedwongen liquidaties, bevroren credieten) zich via verzwakking of zelfs ineenstorting der B. kunnen uitbreiden. Een sterke concentratie der B. beteekent naast grootere weerstand ook een gevaar, doordat moeilijkheden van een B. tot een catastrofe voor het geheele economische leven worden. Ter voorkoming van een dergelijke catastrofe hebben in 1924 de regeering en de Ned. Bank steun verleend aan de Rott. Bankvereeniging.

De groote belangen der Belgische B. bij de industrie, waardoor deze tijdens de crisis na 1930 in moeilijkheden dreigden te geraken, was mede aanleiding tot de devaluatie van de Belgische franc in 1935, waardoor de activa der B. in de vorm van industrie-aandeelen sterk steeg. Ook elders heeft de crisis in vele gevallen B. in groote moeilijkheden gebracht.

Het in de B. geconcentreerde kapitaal geeft het bankkapitaal een sterke machtspositie in het economisch leven, daar naarmate van de concentratie van kapitaal in handen der B. de afhankelijkheid van het bedrijfsleven van de B. toeneemt. Daardoor is het mogelijk, en in verband met het belang van de B. bij het bedrijfsleven vanuit het standpunt der eerste ook noodzakelijk, aan het verstrekken van crediet vaak ingrijpende voorwaarden te verbinden. Vooral in verband met de financiering van de industrie op lange termijn, door deelneming in het kapitaal, zijn door het bankkapitaal vele concentraties van bedrijven tot stand gebracht en in vele gevallen spelen de B. in de persoon van hun vertegenwoordigers een belangrijke rol bjj het beheer van de meest verschillende ondernemingen. Ook op de staat oefenen de B. door hun financiëele machtspositie vaak een zeer vergaande invloed uit.

In verband met de groote beteekenis van de B. in het economisch leven eenerzijds en de, door velen als ongewenscht beschouwde, door concentratie steeds meer versterkte, machtspositie van het bankkapitaal anderzijds, is de vraag van overheidscontrole urgent (o.a. Bankreviseuren in België, volgens de wet van 1935).

In verband met de sleutelpositie der B. in de gezamenlijke economie vormt socialisatie der B. het eerste punt van de meeste socialisatieprogramma’s, daar hierdoor controle van het geheele economische leven mogelijk wordt.

In de fascistische economie is het bankwezen onder staatscontrole, met handhaving van zijn beteekenis voor het particuliere bedrijfsleven, dienstbaar aan de doeleinden van de fascistische staat.

In de Sowjet-Unie is de rol der B. in hoofdzaak beperkt tot hun functie, in nauwe samenhang met de centrale bank, bij de distributie van de volgens het algemeene plan voor de economie beschikbare middelen en het, in verband met de planmatige economie beperkte, verrekenings- en geldverkeer.

Lit.: W. Prion, Die Lehre vom Bankbetrieb, H.d.S.; id., Banken in der Volkswirtschaft, H.d.S.; W. Kalveram, Banken II. H.d.S. Erg. Bnd.; G.d.S.

V/V, Bankwesen ; Parker Willis & Beckhart, Foreign Banking System; R. Hilferding, Das Finanzkapital 1/5, Die Banken und der industrielle Kredit, 2de 1920 ; G. M. Verrijn Stuart, Bankpolitiek, 2e 1931; W. M. Westerman, De concentratie in het bankwezen, 2e 1920; A.

Schick, Das Sowjetbankwesen und die Rolle der Banken in der Sowjetwirtschaft, 1932; M. Campbell, Geld, Kredit und Banken, Die Rote Wirtschaft (G. Dobbert), 1932.