Economische encyclopedie

D.C. van der Poel (1940)

Gepubliceerd op 21-01-2020

Arbeidsovereenkomst

betekenis & definitie

Hoewel de persoonlijke arbeidsovereenkomst juridisch een overeenkomst is tusschen gelijke, vrije partijen, is deze in de meeste gevallen in verband met de economisch zwakkere positie van den arbeider ← toch min of meer eenzijdig in dien zin, dat de arbeider met de betrekking de arbeidsvoorwaarden heeft te aanvaarden, zij het dan ook dat deze niet onafhankelijk van de algemeene verhoudingen en de daarop inwerkende factoren ook van de zijde der georganiseerde arbeiders tot stand komen.

Ook het arbeidsreglement, waarin eventueel nadere regelingen betreffende de arbeidsverhoudingen zijn neer gelegd, moet door den arbeider worden aanvaard of verworpen, waarbij het laatste met niet aanvaarden of beëindigen van de dienstbetrekking gelijk staat. De persoonlijke A. kan zoowel mondeling als schriftelijk zijn; enkele bijzondere bepalingen, als staangeld (ter nakoming van de arbeidsvoorwaarden, door den werkgever afzonderlijk ten name van den arbeider op de spaarbank gestort loon), boeten, concurrentiebepaling, enz. moeten schriftelijk worden vastgelegd. Van het arbeidsreglement moet den arbeider een afschrift worden verstrekt en een exemplaar ter griffie van het Kantongerecht worden gedeponeerd. Bij de collectieve arbeidsovereenkomst (C.A.O.) treden in de plaats van den enkelen arbeider de vakvereenigingen als partij op, in dien zin, dat deze niet een A. voor een bepaalde groep of een bepaald aantal arbeiders afsluiten, maar in overleg met den werkgever of diens organisatie de grondslagen vastleggen voor de met alle leden, in een bedrijf of bedrijfstak werkzaam of nog aan te stellen, te sluiten afzonderlijke A. Hierbij worden in vele gevallen ook meer algemeene arbeidsverhoudingen, als leerlingenregeling enz. geregeld. Inplaats van de economische ongelijkheid bij het aangaan van de persoonlijke A. treedt hier het overleg tusschen meer gelijkwaardige partijen, waarbij beider machtspositie naast de algemeene verhoudingen op de arbeidsmarkt meespreekt.

Het resultaat is niet alleen over het algemeen betere arbeidsvoorwaarden, doch ook een belangrijke bijdrage tot het voorkomen van arbeidsconflicten. Bovendien is in vele gevallen in de C.A.O. arbitrage opgenomen. Ook kan bij dreigende conflicten of tijdens een conflict de Rijksbemiddelaar (zie: Arbitrage) leiding aan de onderhandelingen over het sluiten van een C.A.O. geven.

De stabiliteit der arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder loonen, gedurende de geldigheid van de C.A.O. (max. vijf jaar) heeft voor beide partijen voor- en nadeelen in verband met wisselende conjunctuur en wisselende koopkracht van het geldloon (voor- en nadeelen van glijdende loonschaal zie: Arbeidsloon).

De C.A.O. kan natuurlijk het object worden van strijd om de macht tusschen werkgevers en werknemers of, wanneer de overeenkomst, door daarin opgenomen verbod van aanstelling van ongeorganiseerde arbeiders en werken bij ongeorganiseerde werkgevers, leidt tot een gesloten bedrijf, een belangengemeenschap van werkgevers en werknemers ten nadeele van de consumenten doen ontstaan.

De Ned. Wet van 25 Mei 1937 tot het algemeen verbindend verklaren en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, volgens welke de Minister van Sociale Zaken op verzoek van bepaalde belanghebbenden bepalingen van C.A.O., die naar zijn oordeel in het geheele land of een gedeelte des lands een belangrijke meerderheid van de in een bedrijf werkzame personen omvatten, ook voor hen die geen partij bij deze overeenkomst zijn bindend kan verklaren, sluit dwang tot organisatie van één van de [ beide partijen van algemeene verbindendverklaring uit en geeft den Minister het recht een C.A.O. onverbindend te verklaren „indien het algemeen belang zulks vordert”.

In Ned. is de C.A.O. wettelijk geregeld, waarbij o.a. is bepaald dat, tenzij in de C.A.O. anders is vastgelegd, de bepalingen tijdens de duur van de overeenkomst eveneens gelden voor arbeidsvoorwaarden ten aanzien van arbeiders in het betreffende bedrijf, die door de C.A.O. niet zijn gebonden. Ingevolge de crisisbeschikking 193411 heeft de Minister, belast met de uitvoering van de landbouwcrisismaatregelen, de bevoegdheid in verband met deze maatregelen aan de werkgevers verplicht overleg met de landarbeidersorganisaties en arbitrage in eventueele geschillen op te leggen, waaruit door vrije overeenkomst hetzij ingevolge van de verplichte arbitrage C.A.O. zijn ontstaan.

In de fascistische landen is de C.A.O. bindend opgenomen in de algemeene corporatieve organisatie van de arbeid (zie: Corporatieve maatschappij ).

In de Sowjet-Unie wordt door de vakvereenigingen met de leiding van de bedrijven, na bespreking van het ontwerp door de arbeiders, een C.A.O. afgesloten, waarin de verdeeling van het in het algemeene economische plan vastgestelde loonfonds over de verschillende arbeiders, de algemeene arbeidsverhoudingen en sociale maatregelen, zoowel als de normen voor vervulling van de plancijfers worden vastgesteld.

Ned. met uitzondering1 v. land- en tuinb.

betrokken ondernebetrokken

C.A.O. mingen werknemers
1911 87 1.125 23.000
1920 931 18.700 261.000
1930 1.406 17.500 359.000
1936 914 18.250 191.650
1938 1.417 21.500 214.500

land- en tuinbouw

1911 — — —
1920 53 3.850 11.900
1930 148 6.050 26.500
1936 325 20.550 61.750
1938 321 26.200 78.700
1938* — 5.300 11.400
* bijzondere C.A.O., bijv. ingevolge van uitspraak van door den Minister van Economische Zaken benoemde arbiters.

In totaal in 1938 pl.m. 14% der Ned. werknemers (niet in overheidsbedrijven) in 17% der ondernemingen onder C.A.O. ; land- en tuinbouw afzonderlijk 26% der werknemers in 31% der ondernemingen. (cijfers C.B.S.)

Wet.: Arbeidsovereenkomsten: B.W. art. 1637-40 ; Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst 1927 ; Wet tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten 1937.

Stat.: Collectieve Arbeidsovereenkomsten in Ned. C.B.S.

Lit.: J. L. F. Engelhard en A. W. Verheijden, De overeenkomst tot het verrichten van arbeid, 1934 ; L.

G. Kortenhorst en M. J. van Rooy, De collectieve arbeidsovereenkomst, 1930 ; S. Mok, Het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, 1939 ; Overzicht van den omvang en den voornaamsten inhoud der collectieve arbeidsovereenkomsten in Ned. op 1 Juni 1938, C.B.S. 1939; Les conventions collectives, B.I.T. 1936.