1. (genitief van der of das), des, van de(n), van het; wes das Herz voll ist, des läuft der Mund über, waarvan het hart vol is, daarvan loopt de mond over; der Tag des Herrn, de dag des Heren, Zondag.
2. Des, des.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: