Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Ab

betekenis & definitie

af; ab Berlin, van Berlijn; Gewehr ab, zet af geweer! ab 1. Mai, vanaf 1 Mei; ab nach Kassel! opgemarcheerd! ab und zu, nu en dan, af en toe; heen en weer; auf und ab, op en neer; frei ab hier, vrij aan boord, aan spoor; ab Fabrik, ab Lager, ab Schiff, af fabriek, af magazijn, ex schip.

< >