Wijn & drank Encyclopedie

Jan Zellenrath (1979)

Gepubliceerd op 04-05-2021

Nieuw-zeeland

betekenis & definitie

Nieuw-Zeeland dankt het ontstaan en de bloei van zijn wijnindustrie aan enkele bijzondere mannen zoals Samuel Marsden, een anglicaans missionaris en hoofdaalmoezenier van de regering van Nieuw Zuid-Wales die de Europese landbouwmethodes daar introduceerde, James Busby, de eerste Britse resident van Nieuw-Zeeland, en bisschop Pompallier, een katholieke Franse missionaris. Dit drietal bracht de eerste wijnstokstekken Nieuw-Zeeland binnen.

In latere jaren werd de basis van de in opkomst zijnde wijnindustrie geconsolideerd door de eerste oenoloog van de Nieuwzeelandse regering, een zekere Romeo Bragata, afgestudeerd aan de Italiaanse wijnacademie van Comegliano, die de kolonisten onderricht gaf in de kunst der wijnbereiding.In het dagboek van Samuel Marsden vinden wij op 25 september 1819 de eerste aantekeningen over het planten van wijnstokken: Tk heb (in Kerikeri) ongeveer 100 wijnstokken geplant van verschillende druiverassen, die ik in Port Jackson (Sydney) heb gekocht. Voor zover ik het kan beoordelen lijken de bodem en het klimaat in Nieuw-Zeeland zeer goede resultaten te beloven.’

Het dagboek van de beroemde Franse ontdekkingsreiziger Dumont d’Urville de l’Astrolabe - die de Bay of Islands in 1840 voor de tweede maal bezocht bevat het eerste geschreven commentaar op de in Nieuw-Zeeland geproduceerde wijn. Toen hij in Waitangi bij Busby te gast was schonk men hem een ‘lichte, witte, sterk mousserende wijn met een heerlijke smaak. Naar dit voorproefje te oordelen ben ik er zeker van dat de wijnstok in ruime mate op de zanderige heuvels van deze eilanden zal kunnen worden gekweekt.’

In 1838 introduceerde de bisschop Franse wijnstokken in Nieuw-Zeeland. De Franse kolonisten deden hetzelfde in 1840 in Akaroa en de Duitse in 1843 in Nelson.

In 1894 werden op North Island en South Island tal van sectoren beplant met wijnstokken die allemaal behoorden tot het Vitis vimfera-ras. De jonge industrie had echter te kampen met 2 ernstige problemen: de phylloxera en het begin van de drooglegging. De gevolgen van de phylloxera-plaag waren zeer ernstig: tal van boeren werden gedwongen de wijnbouw op te geven, terwijl andere de vinifera-planten uittrokken en vervingen door Amerikaanse hybride-soorten die immuun waren voor de phylloxera, maar wijnen produceerden die kwalitatief ver onder die van de vinifera bleven. Deze van de Vitis labrusca afgeleide onderstammen bleken in het vochtige klimaat van het noorden uitstekend te floreren, maar hun produktie - wijndruiven en tafeldruiven - was bepaald niet om over te juichen.

In 1906 bedroeg het wijngaardoppervlak 220 ha. In 1909 - het jaar dat Bragata zich uit het ministerie van Landbouw terugtrok - was dat al 268 ha, maar in 1923 was het nog maar 179 ha; de onverschilligheid van de regering, het begin van de drooglegging en de constante bedreiging van phylloxera, oïdium en rotting dwongen vele kolonisten ertoe de wijnbouw eraan te geven ten gunste van andere landbouwactiviteiten. Het aantal wijnboeren nam drastisch af en kon in 3 belangrijke groepen worden ingedeeld: de Joegoslavische en enkele andere immigranten in de provincie Auckland, de bewoners van de landerijen die vroeger waren beplant door de hereboeren van Hawke’s Bay en ten slotte de paters Maristen, geestelijke afstammelingen van bisschop Pompallier, die hun wijngaard definitief vestigden in Greenmeadows, in Hawke’s Bay.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg de industrie opnieuw een klap door een enorm tekort aan mankracht. Het land werd steeds meer drooggelegd doordat er geen drankvergunningen meer werden afgegeven, en zo zagen de wijnboeren zich beroofd van hun afzetgebied.

De regering die in 1935 aan de macht kwam droeg in ruime mate bij tot het weer op gang brengen van de wijnindustrie door de import van wijnen via importvergunningen met 50% te beperken, en door de accijnzen op geïmporteerde wijnen met 50% te verhogen. Maar de ergste klap die de wijnindustrie te verwerken kreeg was het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939; de bevoorrading van overzee üep aanzienlijk terug en Nieuw-Zeeland moest nu leven uit eigen middelen van bestaan. Ofschoon de Cabernet Sauvignon van Hawke’s Bay nog steeds het succesnummer op allerlei internationale tentoonstellingen is, wordt het aantal wijnen dat in de landen overzee waardering ondervindt allengs groter. Op het in 1980 in Londen gehouden International Wine & Spirit Festival waren onder de medaillewinners van Nieuw-Zeeland een Chardonnay, een Rijn-Riesling en een Gewürztraminer. Aangemoedigd door al dit succes planten veel wijnboeren nieuwe wijnstokken zodra ze na een quarantaine door het ministerie van Landbouw worden vrijgegeven. In NieuwZeeland werd 70 jaar geleden al goede Cabemet Sauvignon gemaakt. Andere druiverassen voor rode wijn die ook in het verleden hun sporen reeds hebben verdiend zijn de Pinot noir, Pinot Meunier en Hermitage (Shiraz).

Het belangrijkste wijncentrum was vroeger Northland, maar aan het eind van de 19de eeuw was dat Hawke’s Bay. Later kwam Henderson/Auckland op, en tegenwoordig zijn Gisborne en Waikato 2 zeer belangrijke wijnbouwgebieden. Op South Island onderscheidde Blenheim zich in 1973 door het beplanten van 500 ha met wijnstokken. Aangezien het klimaat in deze streek buitengewoon gunstig is zal het wijngaardoppervlak er even groot kunnen worden als de rest van de Nieuwzeelandse wijngaarden te zamen.

De wijnindustrie van Nieuw-Zeeland heeft zich lange tijd - eigenlijk vanaf het begin van deze eeuw - in een ernstig dilemma bevonden. Het publiek vroeg namelijk juist naar aperitiefwijnen zoals Port, Sherry, Madera enz., terwijl de experts altijd hebben verklaard dat het milde klimaat van het land niet geschikt was voor de produktie van natuurlijke likeurwijnen. In 1946 verklaarde de Royal Commission of Licencing officieel dat ‘het klimaat niet warm genoeg is om druiven te produceren die voldoende suiker bevatten’. Dezelfde commissie tekende daarbij aan dat dit tekort door toevoeging van rietsuiker kon worden aangevuld en dat sommige zoete wijnen zelfs tot 30% van hun oorspronkelijke gewicht aan toegevoegde suiker bevatten.

Kortom, er is veel vraag naar aperitiefwijnen, terwijl het klimaat veel meer geschikt is voor de produktie van lichte tafelwijnen. De wijnboer is altijd een realist gebleven en begrijpt hoe belangrijk het is zich te wijden aan de produktie van lichte tafelwijnen, nu bodem en klimaat daarvoor immers veel geschikter zijn. Het klimaat van Hawke’s Bay heeft heel veel weg van dat van bepaalde districten in de Bourgogne en de Bordeaux. Blenheim is het gebied met de meeste zon en de minste regen van het hele land, vooral in de oogsttijd, hoewel de grond nog weleens wat vorst te verduren heeft. In tegenstelling tot wat sommigen denken hebben de wijnstreken van Nieuw-Zeeland een veel zonniger en warmer klimaat dan die van Zwitserland en Duitsland, en deze bewering wordt met statistieken gestaafd.

Op het gebied van de witte wijnen vindt men er de Pinot Chardonnay en de Traminer. Tot dusver zijn deze rassen nog maar in betrekkelijk geringe hoeveelheden voorhanden, maar de wijnboeren hebben meer dan genoeg Riesling-Sylvaner (Müller-Thurgau), een soort die een van de populairste witte wijnen van Nieuw-Zeeland produceert, welke onder de naam ‘Riesling’ wordt verkocht. De echte Riesling werd hier al voor de phylloxera-epidemie geplant en zal het hier, evenals in Australië, heel goed doen.

In sommige gebieden van Nieuw-Zeeland zijn de bodem en het klimaat zeer geschikt voor de produktie van grote hoeveelheden tafelwijn. Er moeten meer soorten worden gekweekt in plaats van de Amerikaanse hybrides, die een overvloedige produktie hebben maar in een mild klimaat niet in staat zijn kwaliteitswijnen te leveren. Volgens de laatste, in 1980 gepubliceerde cijfers is Nieuw-Zeeland na Duitsland de grootste producent van Müller-Thurgauwijnen en wordt meer dan 'A van alle wijnen van het Müller-Thurgau-ras gemaakt. Men neemt aan dat het planten van róu/era-rassen voor de produktie van zowel rode als witte tafelwijnen is toegenomen.

In de jaren 1980-1981 waren er 101 firma’s met een vergunning voor het maken van wijn uit druiven, waarvan er 93 in produktie waren. Van de 12 firma’s met een vergunning voor vruchtenwijnen waren er 11 in produktie. In 1981 werd in totaal 44,4 miljoen 1 liter wijn geproduceerd.

De huidige consumptie van zowel lokale als overzeese wijnen wordt door de Viticultural Association geschat op 14,5 liter per hoofd, terwijl het bierverbruik op 132 liter per hoofd wordt geschat. Hoewel er van regeringswege geen statistieken beschikbaar zijn die helemaal up-todate zijn wordt in de industrie over het algemeen aangenomen dat witte wijnen ongeveer 47% van de totale markt uitmaken, rosé en rode wijnen 6%, bulkwijnen 6%, mousserende wijnen 12% en aperitiefwijnen ca 29%.