Wijn & drank Encyclopedie

Jan Zellenrath (1979)

Gepubliceerd op 04-05-2021

Israël

betekenis & definitie

Israël maakt bijna alle soorten wijn: rode en witte tafelwijn, medicinale wijn, mousserende wijn voor alle smaken brut, extra-dry, demi-sec en doux - die worden geproduceerd volgens de Champagnemethode (tweede gisting in de fles). Alle wijnen die bestemd zijn voor de export worden onder religieuze controle bereid, omdat de joodse gemeenschappen in het buitenland ze gebruiken voor sacramentele doeleinden en als drank.

Israël produceert ook eaux-de-vie en likeuren.Tot voor enige jaren waren de voornaamste Israëlische wijnen vlezige en zoete rode, goudgele Muskaatwijnen en zoete witte van de Tokayer-soort. Maar de laatste tijd winnen de droge en halfdroge tafelwijnen, zowel rode als witte, aan populariteit. In 1982 vertegenwoordigden de tafelwijnen 70% van de produktie. Vroeger ontleenden de Israëlieten de namen van hun wijnen aan het buitenland, en flessen werden geëtiketteerd als malaga van de Carmel, of ook wel pon van de Carmel. Men is nu bezig van deze methode af te zien, en van nu af aan dragen de meeste wijnen een Hebreeuwse naam. Hieronder volgen de interessantste:

Zoete dessertwijnen

Muskaat, Partom, Porath, Porath Atic, Ashdad, Poriah (vroeger port), Topaz, Tokeah, Tivon en Savion (vroeger tokay). Almog, Gilon en Nalagenia (vroeger malaga). Sharir (sherry), Yakeneth (‘alicante’), Yashan Noshan, Yenon, Moriah, Atzmauth en Château Rishon.

Droge en halfdroge tafelwijnen

Rood: Adom Atic, Primor (vroeger Pommard), Vin Rouge Supérieur, Château Windsor, Carmelith, Atzmon, Mont Rouge en Cabernet Sauvignon.

Wit: Carmel Hoek, Mont Blem, Massadah, Château Montagne, Levanan, Doron en Château Rishon.

Rood en wit: Avdad, Ashkalon en BenAmi.

Mousserende wijnen

President en Château de la Montagne.

Geschiedenis van de wijn

Palestina moet een van de eerste landen zijn geweest waar de bewoners van de wijn genoten. Men veronderstelt in het algemeen dat de eerste wijngaarden die van Anatolië, Perzië, Mesopotamië en Egypte zijn geweest, en dat men in deze landen al zo’n 3000 jaar geleden aan wijnbouw deed. De verbindingen tussen Palestina en Egypte bestonden al in zeer oude tijden. Een brief, geschreven in ongeveer 1800 voor onze jaartelling vermeldt dat ‘vijgebomen en wijngaarden in Palestina in grotere hoeveelheid voorkomen dan water’, en dat ‘ieder kind van Israël uitrust onder zijn vijgeboom, vlak bij zijn wijngaard’. Volgens de schrijver van een andere brief van ongeveer 1500 v.Chr. gaven de wijnstokken in elke tuin van Palestina hun vruchten en vloeide de wijn rijkelijk in de kelders.

Nadat de wateren van de zondvloed waren weggevloeid haastte Noach zich ‘de wijnstok te planten’ en de wijn daarvan te drinken. Volgens de overlevering was er werkelijk een ‘zondvloed’, die ongeveer rond het jaar 2800 v.Chr. zou hebben plaatsgehad. De Egyptenaren veroverden Palestina tijdens hun 18de dynastie (1555-1325 v.Chr.) en daarna opnieuw in 917 v.Chr., waarbij de soldaten van Sheshang I Jeruzalem plunderden en de wijnstokken uitrukten in de naburige gemeenten, waarvan zij zich meester maakten. Zij werden echter opnieuw geplant en brachten spoedig nieuwe vruchten voort.

Wat Kanaan betreft, wij weten dat de honing en de melk er in overvloed vloeiden, en met de wijn moet dat ook zo zijn geweest. In hoofdstuk XIII van het boek Numeri lezen wij dat twee mannen, door Mozes in dit gebied op verkenning uitgezonden, terugkwamen met een druiventros op hun schouders. Ze hadden deze geplukt op een plaats die het dal van Eshkol werd genoemd (dit woord betekent in het Hebreeuws druiventros). De wijnbouwers uit de bijbelse tijden wisten hoe ze wijn moesten maken (evenals Mago de Carthager) en een aantal van hun methodes is ook in onze dagen nog bekend en wordt gerespecteerd. In een land waar soms meer wijn was dan water gebruikte men deze niet alleen als drank en geneesmiddel, maar ook om de huizen mee schoon te maken en stoffen te verven. Men schat dat de Israëlieten er 3 a 4 liter per persoon per dag van gebruikten.

De wijnstok groeide overal in het land: op de heuvels, in de dalen, in de vlaktes en zelfs aan de oevers van de Dode Zee. Bij het oogsten koos men vol zorg de druiven uit volgens een procédé dat tamelijk veel lijkt op dat van bepaalde streken op → Cyprus. Er waren talrijke wijntypen, witte, rode of ‘vin joli’, donkerrode of ‘zwarte’ wijn (vin nègre), zoete wijn gemaakt van gedroogde druiven, melkwijn (misschien een mengsel van wijn en warme melk) en aspergewijn (met de groente gekookt). De Israëlieten maakten verschillende mengsels: honing en peper met zoete wijnen, kruiden en peper met droge wijnen. Bepaalde wijnen moesten in hun eerste jaar worden gedronken, andere na 3 of meer jaren in de kelder te hebben gelegen. Vóór de grote feesten tapte men de wijn driemaal af en op het Loofhuttenfeest sierden grote kruiken wijn de nissen van de tempel.

De wijnen van Libanon werden bijzonder op prijs gesteld. De beroemde Chalbon, die in Damascus te koop was (Ezechiël, hoofdstuk 27), was een witte, gekookte wijn. Naar alle waarschijnlijkheid was er meer witte dan rode wijn.

De wijnproduktie in Palestina bereikte haar hoogtepunt in de tijd van de verwoesting van de Tweede Tempel in het jaar 70 van onze jaartelling, aan het eind van de oorlog tegen de Romeinen. Vele beroemde wijngaarden werden toen vernietigd. De joden beplantten enkele opnieuw en gingen enige tijd door deze met tussenpozen te cultiveren. Maar de wijnbouw begon pas in onze tijd weer te floreren. Toch beschrijven Romeinse schrijvers in de loop van de eerste eeuw van onze jaartelling verschillende wijnen van Palestina, zoals de Chechem, Lydda, Cesarea, Achkelon en Gaza, die zeer gewaardeerd werden en naar Syrië, Egypte en zelfs Brittannia (Engeland) werden geëxporteerd. Na de Arabische verovering werden de meeste wijnstokken in Palestina uitgerukt. Het verbod van de Koran werd toen met zulk een gestrengheid toegepast dat de moslims zelfs de tafeldruiven afschaften uit vrees dat ze zouden worden uitgeperst om er wijn van te maken.

Toch vonden in de middeleeuwen de kruisvaarders enkele wijngaarden bij de berg Carmel, bij Bethlehem en bij Nazareth. Sommigen van hen bleven wat langer in het land om de wijngaarden voor eigen gebruik te cultiveren. Men kan lezen dat er in 1280 ‘prachtige wijngaarden waren bij Bethlehem. De moslims cultiveren ze niet, maar de christenen maken er een zeer goede wijn van’.

Het schijnt dat sommige moslims, die dicht bij een christelijke stad woonden, zelf wijn maakten om die aan hun buren te verkopen.

De wijn in het huidige Israël

De eigentijdse geschiedenis van de wijn

in Palestina begint in 1870 met de stichting van de eerste landbouwschool. Vanaf het begin had deze te Mikveh een wijngaard die enkele tafeldruiven opleverde maar veel meer wijndruiven, alle van het soort Vitis vinifera zoals: Alicante, Bordeleau, Carignan, Petit Bouchet enz. In die tijd bezaten christelijke kloosters ook landerijen beplant met Vitis vinifera, maar het oppervlak daarvan was klein. In 1880 beplantten de Duitse tempeliers een aanzienlijk stuk land in de streek van de Carmel; zij importeerden wijnstokken uit het Rijndal en maakten goede wijn.

Toen de eerste zionisten in Israël kwamen, in 1882, plantten zij er hun eerste wijnstokken onder bescherming van baron de Rothschild; ook dit waren rassen van de Vitis vinifera. Al spoedig werden uitgestrekte wijnkelders met vaten gevuld en de wijngaarden gaven wijn te Chomrom, evenals op verschillende plaatsen in Galilea. Sinds 1890 bebouwden de joodse immigranten meer dan 2800 ha, en de overproduktie begon een probleem te worden. De wijnboeren trachtten hun wijn te exporteren toen de druifluis opkwam, die een groot aantal wijnstokken verwoestte en voor geruime tijd een eind maakte aan de overproduktie. Dezelfde baron De Rothschild gaf de Israëlische wijnboeren de raad om wijnstokken te planten die op Amerikaanse onderstammen waren geënt.

In 1906 was de Israëlische wijnbouw in Palestina opnieuw in staat om in zijn behoeften te voorzien, en De Rothschild gaf de wijnboeren zijn kelders van Richon-le-Zion bij Tel Aviv, en van Zikhron-Yaacov ten zuiden van Haïfa, die nog altijd de voornaamste wijnbouwcentra zijn. De coöperatie die toen werd gesticht kreeg de naam van Société Coopérative Vigneronne des Grandes Caves Richon-leZion et Zikhron- Yaacov. Deze is nog steeds in werking en produceert 75% van de wijn van Israël, volgens de Franse methodes die door baron De Rothschild werden ingevoerd. De organisatie houdt zich op de hoogte van de vooruitgang die wordt geboekt en past de resultaten daarvan toe. Zo verschenen er reusachtige betonnen kelders en werden de allernieuwste rijpingsmethodes, alsmede de modernste bottelmethodes toegepast.

Aanvankelijk werkte de wijnbouw met verlies. In 1948, bij de stichting van Israël, stroomden de immigranten bij duizenden toe; een groot deel van hen was afkomstig uit wijnproducerende landen en zo kende de wijnbouw een nieuwe bloei. Sinds 1953 was het bebouwde wijngaardoppervlak verdubbeld, en daarna is er nog eens 2000 ha bij gekomen. Momenteel bedraagt het binnenlandse wijnverbruik ongeveer 150 000 hl, en voor de uitvoer blijft dan nog zo’n 40 000 hl over.

Hoewel een dergelijk groot oppervlak van zo’n klein land met jonge wijnstokken is beplant heeft de kwaliteit van de wijn zich nog niet duidelijk gemanifesteerd. Sommige Europese rassen produceren aangename en bevredigende wijnen in bepaalde sectoren, en er zijn ook Israëlische wijnen die bij internationale wedstrijden en tentoonstellingen prijzen hebben behaald. Ze zullen zich ongetwijfeld blijven verbeteren, dank zij de goede apparatuur en technische hulp die overal in het land aanwezig zijn. Israël is dus voorbestemd om een goed wijnland te worden, zowel kwalitatief als kwantitatief. Sinds 1957 houdt het Institut du Vin Israélien zich bezig met wetenschappelijk onderzoek, marktstudies en het proeven van de wijnen die voor de export zijn bestemd.

Wijngebieden in Israël

Galilea

Bergachtige streek in het noorden van het land met gematigde, zelfs koele temperaturen. Deze nieuwe wijngaard produceert goede droge, zowel witte als rode wijnen.

Zikhron-Yaacov

Dit wijngebied op de hellingen van de berg Carmel is het meest uitgestrekte en belangrijkste van het land (40% van de totale Israëlische produktie). Aan het eind van de 19de eeuw werden er wijnstokken geplant. De streek is bekend om zijn rosé.

Sydoon-Gezer

Deze midden in het land gelegen belangrijke wijngaard (tweede in oppervlakte na Zikhron-Yaacov) brengt goede rode wijnen voort.

Omstreken van Jeruzalem

Nieuwe en vrij kleine wijngaard die goede rode en witte wijnen produceert.

Negev

Nieuwe wijngaard in het zuiden van het land. Dit zeer warme en droge gebied is erin geslaagd goede witte wijnen te produceren.

Recente wijnproduktie in Israël

Sinds een jaar of 10 ligt de gemiddelde jaarproduktie van de Israëlische wijn rond de 430 000 hl en beslaat het wijngaardoppervlak ca 4000 ha. Ongeveer 70% van deze produktie kwam van de Société Coopérative Vigneronne des Grandes Caves Richon-le-Zion en Zikhron-Yaacov. Er zijn ook nog andere belangrijke wijnbouwondernemingen zoals Hamartef, Eliaz en Carmel Zion. Ongeveer 500 wijnboeren zijn momenteel lid van de Société Coopérative, die instaat voor ca 90% van de wijnexport.

In 1952 stichtte deze coöperatie een filiaal in de Verenigde Staten onder de naam ‘Carmel Wine Co., Ine., New York’, dat haar vertegenwoordigt bij de uitvoer naar de Verenigde Staten en Canada. Er is ook een filiaal in Engeland, ‘The Carmel Wine Company’. De laatste is bijna even oud als de wijnbouw in Israël.

Deze werd namelijk gesticht in 1897, nog maar 15 jaar na het herrijzen van de joodse wijnbouw in Palestina. De wijnen en sterke dranken worden zowel in flessen als in vaten ingevoerd, om dan in Londen te worden gebotteld. Engeland en de Verenigde Staten zijn de voornaamste afnemers van Israël dat eveneens wijn verzendt naar 26 andere landen, hoewel in geringe hoeveelheid. Tegenwoordig wordt het merendeel van de wijnen gemaakt van de volgende druiverassen: de Carignan, Alicante, Grenache, Sémillon en Bourboulenc, alsmede van een lokale soort, de Dabuki. De wijnboeren leggen zich erop toe de kwaliteit van hun wijnen te verbeteren: zij beperken het kweken van de Carignan, een middelmatig en te veel verspreid ras ten gunste van veel betere druiven zoals de Cabernet Sauvignon, de Franse Colombard en de Sauvignon blanc. Men plant bovendien rode Cabernet en Riesling Emeraude die de Israëlieten er zeker toe moeten brengen om redelijke tafelwijnen te produceren, zowel voor binnenlands gebruik als voor de uitvoer.