1) Wanneer je genoeg gegeten hebt; 2) wanneer iets alles heeft opgenomen wat mogelijk is.
Dit woord hoor je uit de mond van beleefde mensen aan het einde van een maaltijd: ‘Nee, dank u, ik ben helemaal verzadigd.’ Dokters en voedingskundigen spreken van ‘verzadigde vetzuren’. Dat begrip vind je ook op sommige etiketten in de supermarkt. Die betekenis komt uit de scheikunde (een koolwaterstof, zoals een vetzuur, zonder een dubbele binding tussen de koolstofatomen is ‘verzadigd’, een koolwaterstof met één dubbele binding is ‘onverzadigd’).
Verzadigde vetzuren in eten zijn vaak ongezonder dan onverzadigde vetzuren. Verzadigde vetzuren zitten in dierlijke vetten in vlees, melk, boter, kaas en verder in kokos, cacao, koek, sauzen en snacks. Onverzadigde, minder ongezonde vetzuren zitten in plantaardige oliën. Goed voor de bloedvaten en het hart zijn oliën met veel meervoudige onverzadigde vetzuren: zonnebloemolie, lijnzaadolie, sesamolie, walnoten en vette vis (sardientjes, tonijn, haring, ansjovis, makreel, zalm). Enkelvoudig onverzadigde vetzuren (in olijven, olijfolie, pinda’s en veel noten) zijn wat minder gezond.
Kijk ook bij cholesterol.
