Dat wat iets weegt.
De aardbol trekt alles erop naar beneden door de aantrekkingskracht (zwaartekracht). Hoe groter je lijf is, des te meer valt er voor de aarde aan jou naar beneden te trekken. Een dik iemand heeft meer moeite de trap op te lopen, tegen de aantrekkingskracht in, dan een dun iemand, als ze tenminste even sterke beenspieren hebben. De weegschaal geeft aan hoe groot jouw massa is die de aarde naar beneden trekt.
Twee op de vijf Nederlanders hebben problemen met hun gewicht. De een vindt zichzelf te dik, de ander te mager. Een gezond gewicht is voor iedereen iets anders. Want voor de een ligt het ideale gewicht hoger of lager dan voor de ander. Dat heeft met je lichaamsbouw en je lichaamslengte te maken. Veel mensen, vooral vrouwen met aanleg voor dik worden, staan bijna elke dag op de weegschaal, omdat ze bang zijn dat ze te veel aankomen (in België: verdikken).
De Body Mass Index (BMI, ook wel ‘queteletindex’) geeft je een indruk of je gewicht in orde is. Je deelt je lichaamsgewicht in kilo’s door je lichaamslengte in meters en deelt die uitkomst nog een keer door de je lichaamslengte. De laatste uitkomst zoek je op in een tabel en daarin staat of je te dik bent. Zit je onder het getal 25, dan zit het goed.
De BMI houdt een beetje rekening met je hoeveelheid lichaamsvet, maar niet echt genoeg. Daarvoor moet jij of iemand anders een vetplooi of jouw taille (middel) opmeten. Als de omtrek van je middel te veel centimeters telt, heb je meer kans op gezondheidsproblemen. Bij een vrouw is dat bij een taille van meer dan 88 cm, bij een man bij meer dan 102 cm. De dokter raadt je dan aan te gaan afvallen.
Kijk ook bij dieet, overgewicht.
