Junior Dokterswoordenboek

Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

geslachtsorganen

betekenis & definitie

Organen onder aan de buik die een rol spelen bij de voortplanting en bij seks.

Er zijn uitwendige geslachtsorganen en inwendige geslachtsorganen. De uitwendige geslachtsorganen bestaan bij de man uit de penis (piemel) en het scrotum (balzak), bij de vrouw uit de vulva (venusheuvel) en de clitoris (kittelaar, klit). Rondom de clitoris zijn huidplooien, de grote en kleine schaamlippen (labia). Die beschermen de ingang van de vagina (schede) en de urinebuis. In straattaal heten de vulva en de vagina samen ‘kut’.

De inwendige geslachtsorganen zijn bij de man de prostaat, de zaadblaasjes, de zaadleider, de bijbal en de zaadballen (testikels) en bij de vrouw de baarmoeder (uterus), de eileiders en de eierstokken (ovaria). De vagina verbindt bij de vrouw de inwendige geslachtsorganen met de uitwendige geslachtsorganen.

Ook genitaliën. Kijk ook bij besnijdenis, vrouwenbesnijdenis.