Junior Dokterswoordenboek

Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

gebit

betekenis & definitie

Alle tanden en kiezen bij elkaar, die helpen bij het kauwen van het voedsel en ook bij praten.

Tanden en kiezen bestaan uit een wortel, een mergholte (pulpa), die zenuwen en vaten bevat, tandbeen (dentine), dat de mergholte omgeeft, en een kroon met tandglazuur (tandemail). De tanden en kiezen die in de eerste levensjaren doorbreken (melkgebit), worden na een paar jaar vervangen en uitgebreid door ‘grotemensentanden’: het blijvende gebit.

Het melkgebit bevat in totaal 20 elementen. Het blijvend gebit telt in het totaal 32 tanden en kiezen: zestien in zowel onder- als bovenkaak, in totaal acht snijtanden, vier hoektanden, acht ‘valse’ kiezen en twaalf ‘ware’ kiezen. Een tand of kies bestaat uit twee delen. Het ene deel dat zichtbaar is in de mond en het andere onzichtbare deel waarmee het in de kaak vastzit. Het zichtbare deel heet ‘kroon’ en het onzichtbare deel heet ‘wortel’. De kroon van een tand of kies wordt bedekt door een stevige laag tandglazuur. Onder dat tandglazuur zit tandbeen oftewel dentine. In de kern van dat dentine zit de zenuwholte oftewel pulpaholte. In deze pulpaholte zitten de tandzenuw en wat bloedvaten en lymfevaten. Alleen de kroon van een tand of kies is met tandglazuur bedekt. De wortel bestaat alleen uit dentine met daarin uitlopers van cellen in de pulpaholte. Glazuur is licht van kleur tot bijna wit, het dentine is gelig bruin.