Zachte vliezige plekken tussen de schedelbeenderen bij een pasgeboren baby (uitspraak: fon-taa-NEL-len).
De schedel van een pasgeboren baby bestaat uit losse schedelbeenderen. Het voordeel daarvan is dat de schedel bij de geboorte wat kan worden vervormd, zodat hij gemakkelijker door het nauwe geboortekanaal heen kan. De schedelbeenderen schuiven dan over elkaar. Na de geboorte groeien ze aan elkaar tot één stuk bot: de schedel.
Aan de voorkant, boven op het hoofd en aan de achterkant zitten fontanellen. Op die plaatsen zit nog geen bot onder de huid. Vooral de voorste, grote fontanel is goed te zien en te voelen. Je kunt daar ook aan de beweging van de huid het kloppen van het babyhartje zien. Een fontanel mag niet ingetrokken zijn. De baby heeft dan veel te weinig gedronken en is aan het uitdrogen. De dokter die een baby meteen na de geboorte nakijkt, let daarop. De kleine fontanel groeit vrij snel dicht, de grote fontanel doet er een tot twee jaar over.
Kijk ook bij schedelnaden.