Het wegschrapen of wegzuigen van weefsel van de wand van de baarmoeder (uitspraak: kuu-ret-AA-zju).
De dokter schraapt dan het slijmvlies aan de binnenkant van de baarmoeder met een lepelvormig instrument weg of zuigt dit met een slangetje weg. Dit gebeurt bij veel vrouwen wanneer ze ongesteld zijn (menstrueren; in België: maandstonden/regels heeft) en dan veel bloed verliezen of juist bloed gaan verliezen na het menstrueren. Soms hebben ze in de baarmoeder een goedaardig gezwel: een baarmoederpoliep of een vleesboom. De dokter doet soms ook een curettage als de vrouw een ‘onvolledige miskraam’ heeft gehad waarbij weefsel in de baarmoeder is achtergebleven nadat de vrucht uit de baarmoeder is gekomen. Ze blijft dan bloed verliezen totdat de dokter dat restje weghaalt.
Als een vrouw zwanger is en het kind niet wil krijgen, kan de dokter ook curetteren totdat de vrucht twaalf weken oud is. Dat heet dan een abortus. Ten slotte kan het bloedverlies op oudere leeftijd door baarmoederkanker komen. De dokter moet die diagnose zo vroeg mogelijk stellen en doet daarom bloedverlies na de menopauze vaak een curettage. In het laboratorium kijken ze dan met de microscoop of er kankercellen in het weggenomen weefsel zitten.
