Junior Dokterswoordenboek

Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

condoom

betekenis & definitie

Een dun rubberen hoesje om de piemel dat zaad opvangt en tegen ziekteverwekkers beschermt.

Een condoom zorgt ervoor dat bij het vrijen geen zaad in de baarmoeder terechtkomt en zo een
vrouw zwanger maakt. Het zorgt er ook voor dat vrijende mensen elkaar niet kunnen besmetten met verwekkers van seksueel overdraagbare aandoeningen. Bacteriën, virussen en andere ziektekiemen kunnen namelijk niet door het rubber heen. Het omdoen van een condoom is even oefenen, net als het eraf halen. Bij sommige condooms die je omdoet, moet er een halve centimeter overblijven tussen het uiteinde van het condoom en de piemel. De halve centimeter geeft genoeg ruimte voor het zaad na het klaarkomen.

Andere condooms hebben hiervoor een flubbeltje aan het einde als ‘bewaarplaats’. Als een man na het klaarkomen de piemel terugtrekt, moet hij de rand van het condoom stevig tegen de onderkant (‘basis’) van de piemel drukken. Dan glijdt het condoom niet van de piemel af en lekt er geen zaad uit. Behalve het gewone condoom, dat de man over zijn piemel schuift, bestaat er een vrouwencondoom, dat een vrouw in haar vagina kan inbrengen.
Een condoom is als het ware een jasje dat om de piemel heen wordt aangetrokken. Vroeger was een ‘kapot’ een lange jas die soldaten droegen. Nu snap je waarom een condoom ook wel een ‘kapotje’ wordt genoemd.

Ook kapotje. Kijk ook bij anticonceptie, glijmiddel, pil.