Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

chirurg

betekenis & definitie

Dokter die in opereren is gespecialiseerd (uitspraak: SJIE-rurg, CHIE-rurg).

Chirurgen zijn er op allerlei gebieden: algemeen chirurg, cosmetisch chirurg (esthetisch chirurg), handchirurg, hartchirurg, neurochirurg (hersenchirurg), hoofd-halschirurg, kaakchirurg, kinderchirurg, oncologisch chirurg, oogchirurg, orthopedisch chirurg, plastisch chirurg, vaatchirurg enzovoort.

Vroeger waren dat allemaal onderdelen van ‘de chirurgie’: je werd eerst chirurg en daarna een soort superspecialist. Nu zijn het op enkele na (oncologisch chirurg, vaatchirurg) aparte vakgebieden, waarvoor een dokter apart moet doorleren. Orthopedisch chirurgen leren nog wel iets van de algemene chirurgie, maar als ze eenmaal orthopedisch chirurg zijn, doen ze alleen nog maar botoperaties en geen andere onderdelen van de chirurgie. Een vaatchirurg, die normaal alleen bloedvaten opereert, kan in een noodgeval wel bijspringen en een blindedarmoperatie uitvoeren. Maar een neurochirurg (hersenchirurg) kan dat bijvoorbeeld niet.