Behandeling van kanker met medicijnen die ervoor zorgen dat kankercellen doodgaan of dat zij zich niet meer kunnen vermenigvuldigen (uitspraak: GEE-mo-tee-raa-PIE).
Chemotherapie wordt meestal samen met radiotherapie gegeven nadat het kankergezwel (tumor) in een operatie is weggesneden. Deze combinatie geeft de grootste kans om kanker te overleven. Chemotherapie werkt met cytostatica. Dat zijn kankerremmende medicijnen. Zij zorgen ervoor dat cellen minder snel groeien. In Nederland zijn inmiddels tientallen verschillende cytostatica beschikbaar. Afhankelijk van de soort kanker krijg je een of meerdere middelen. Verschillende soorten kanker zijn namelijk gevoeliger of juist minder gevoelig voor verschillende cytostatica, die daardoor beter of juist slechter werken.
Van chemotherapie word je misselijk, moet je braken en krijg je haaruitval. Dat komt doordat de geneesmiddelen ook werken tegen niet-kankerweefsel met veel celdelingen, zoals de darmen en de huid. De dokter zoekt daarom naar een combinatie van cytostatica die het beste tegen de kanker werkt en de minste bijwerkingen heeft.
