Het ontstaan uit een moedercel (stamcel) van een nieuwe cel met speciale eigenschappen (uitspraak: SEL-dif-fu-rèn-tsie-AA-tsie).
Na de bevruchting bestaat de vrucht uit één soort cellen: stamcellen (moedercel). Uit die cellen kunnen alle andere soorten cellen worden gevormd. Al snel ontwikkelen ze zich in verschillende richtingen (‘differentiatie’): er ontstaan verschillende soorten cellen met elk een eigen werking (functie). Sommige cellen ontwikkelen zich bij de mens tot bloedcellen, andere tot spiercellen, levercellen, zenuwcellen enzovoort.
Kijk ook bij stamcellen.