Het wegnemen van een heel klein stukje lichaamsweefsel bij een patiënt voor onderzoek met de microscoop. (uitspraak: BIE-jop-SIE)
De dokter doet dit bijvoorbeeld om te weten of er kanker is of nog kan komen in de huid, de lever, een nier, de darmen, de hersenen of ander lichaamsweefsel. Het stukje weefsel dat wordt weggenomen (‘gebiopteerd’), heet ‘biopt’. Dat gaat naar het laboratorium voor onderzoek met de microscoop. Veel mensen, ook dokters, halen de woorden ‘biopsie’, ‘biopt’ en ‘biopteren’ door elkaar.