Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

aspirine

betekenis & definitie

Medicijn tegen pijn en koorts.

Aspirine is een stof die is ontdekt in de boomschors van de wilg. De eerst ontdekte werking van aspirine was dat het pijn in het lichaam vermindert en koorts onderdrukt. Hoe gebeurde die ontdekking dan? Een Engelsman kauwde 250 jaar geleden gedachteloos op een stukje wilgenbast en was toen opeens van zijn koorts en hoofdpijn af. Die stof in wilgenbast is acetylsalicylzuur (Latijn salix = wilg).
De stof wordt tegenwoordig niet meer van boomschors gemaakt, maar nagemaakt in de fabriek: op de hele wereld elk jaar 3, 6 miljoen kilo, voor 20 miljard pillen!

Mensen slikken een aspirientje onder andere tegen hoofdpijn, kiespijn, koorts, zenuwpijn, spierpijn, menstruatiepijn en gewrichtspijn. Aspirine maakt ook dat bloed minder snel stolt (klontert). Dat gebeurt al als je een kwart aspirientje oftewel een kinderaspirientje neemt. De dokter geeft daarom kleine aspirientjes aan volwassen mensen bij wie het bloed klontert en daardoor niet goed stroomt. Ze hebben dan minder kans op een hart- of herseninfarct of op angina pectoris en minder last van etalagebenen. Maar te veel aspirine kan een maagbloeding geven.

Kijk ook bij analgetica, ontstekingsremmer, antistollingsmiddelen.