Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen (2010)

Gepubliceerd op 23-02-2017

antibiotica

betekenis & definitie

Groep van medicijnen die de groei van bacteriën remmen en die daarom tegen een infectie met bacteriën worden gebruikt. (uitspraak: AN-tie-bie-JOO-tie-kaa)

Er bestaan allerlei antibiotica met verschillende stoffen en namen. Een voorbeeld van een antibioticum is penicilline. Dokters geven een antibioticum als ze (vrijwel) zeker weten dat dit medicijn de ziekmakende bacteriën in je lichaam kan bereiken (bijvoorbeeld in de longen of de urineblaas) en ze daar zal doodmaken. Sommige bacteriën zijn niet meer gevoelig voor de dodende werking van een antibioticum: ze zijn resistent ervoor geworden. Dan geeft de dokter voor de zekerheid twee of meer antibiotica tegelijk. Aan een antibioticum heb je helemaal niets wanneer je met een virus besmet bent, want virussen kunnen tegen antibiotica. Een verkoudheid is zo’n besmetting met een virus.

Bij ‘computerdata’ is ‘-data’ (‘-gegevens’) het meervoud van het Latijnse woord ‘datum’ (‘gegeven’). Veel mensen weten dit niet meer en zeggen ‘de data staat op de usb-stick’ in plaats van ‘ze staan erop’. Sommige dokters kennen minder Latijn en weten daardoor niet dat ‘antibiotica’ meervoud en ‘antibioticum’ enkelvoud is. Ze zeggen dan: ‘Ik geef u een antibiotica.’ Een foutje met dat lastige Latijn is ook buiten de geneeskunde snel gemaakt.

Ook bacteriedodende medicijnen. Kijk ook bij potjeslatijn.