Spieren die je gebruikt bij het in- en uitademen.
In je lichaam zorgen verschillende spieren ervoor dat je kunt ademhalen: onder andere de tussenribspieren, de middenrifspier, buikspieren en spieren bij je schouders. Bij ‘buikademhaling’ gebruik je vooral de spieren van het middenrif en ook enkele buikspieren. Bij de inademing trekt het middenrif dan samen en komt er meer ruimte in je borstkas. Bij uitademen gebeurt het tegenovergestelde.
Bij ‘borstademhaling’ gebruik je spieren tussen de ribben en je schouderbladen. Voor die manier van ademhalen moet je lichaam meer moeite doen. Wanneer je je niet hoeft in te spannen, kiest het lichaam voor de rustigere buikademhaling. Maar ren je een lange trap op, dan is buikademhaling niet genoeg en komt de borst in actie! Je begint te hijgen en je borstkas gaat sterk op en neer.
