Een belangrijk aandeel in de omzet van bijna elke kruidenierswinkel bestond uit de uitbreng of venterij. Vaste klanten schreven in een boodschappenboekje de benodigde levensmiddelen. Eenmaal per week haalde de winkelier het boekje af, verzamelde de bestelling en bezorgde deze thuis.
Voor de bezorging gebruikte de kruidenier de hondenkar, de paardenwagen, de fiets (waarbij hij grote karbiezen met boodschappen aan het stuur hing), of de bakfiets. Afhankelijk van de welvaart van de kruidenier werd de bakfiets een motorbakfiets en na ca. 1960 een auto. (Wikipedia)