Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

Gepubliceerd op 13-06-2019

kloosters

betekenis & definitie

Kloosters zijn gebouwen of een complex van gebouwen, dienende tot verblijf van een gemeenschap van mannen of vrouwen die zich uit de wereld hebben teruggetrokken om in de beperking van de clausuur een godsdienstig leven te leiden. Zij richten zich naar een bepaalde regel of constitutie, waarbij aan de koordienst bijzondere aandacht wordt besteed. De oudste vorm van het kloosterlijk leven in Syrië, Palestina en Egypte was een losse verzameling van afzonderlijke cellen en kapellen.

Deze vorm werd in de 4e eeuw na Christus naar Europa overgebracht. Kort daarna ontstond echter de streng georganiseerde en geconcentreerde kloostervorm, die berust op de regel van Sint-Benedictus van Nursia. Onder invloed van de Romeinse castra-aanleg werd de kern gevormd door de kloosterkerk met een kloosterhof die door een kloostergang omgeven is.

Daaromheen groepeerden zich als voornaamste gebouwen de kapittelzaal, de dormter, de refter met keuken, de spreekzaal ocutorium of auditorium, en de ziekenzaal met kapel. Buiten de clausuur stonden het aalmoeshuis, het hospitium voor pelgrims en reizigers, de woning van de abt of prior, het salutatorium, schuren, stallen en kelders en een poortgebouw. Grote orden bezaten nog een melkerij, een bakkerij en een brouwerij. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)