Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zich Keeren

betekenis & definitie

I Van menschen.

1° In de beteekenis van zich wenden (Ex. 16 : 10; Deut. 1 : 7, 24 ; 1 Sam. 13 : 17, 18; 1 Kon. 22 : 32; 1 Kron. 16:43; Spr. 9:4, 16; Jes. 9: 12);
2° om aan te duiden een zich afwenden van den levenden God tot de afgoden (Num. 14 : 43; Hos 3:1; Jer. 2 : 13) en hiermede van den weg der waarheid tot de paden der leugen, der zonde en des verderfs (Ez. 18 : 24; Jer. 11:10; 2 Petr. 2:21; 2 Tim. 4 : 4);
3° om aan te duiden de heerlijke verandering, wanneer een zondaar zich bekeert van de duisternis tot het licht. Dan wordt ook het woord bekeering gebezigd (Hand. 20 : 18) of zich bekeeren (Ez. 18 : 27; Ps. 78 : 34). De Heere roept telkens tot dat „zich keeren” zijn volk op (Zach. 1:3; Jes. 44 : 22).

II. Van God Hij keert zich van ons af of tegen ons, wanneer Hij ons om onzer zonden wil zijn ongenoegen doet gevoelen (Jes. 1 :25). Daarentegen keert Hij zich tot ons, wanneer Hij het licht Zijner genade laat opgaan en wanneer Hij onze gebeden verhoort en ons met zijn zegeningen verblijdt (Joz. 7 : 26; 2 Kron. 30: 6; Ex. 32 : 12; Zach. 13 : 7).