Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Samenspraak

betekenis & definitie

De vraag: samenspraak, al of niet ? roept voornamelijk om beantwoording op het gebied van het vereenigingsleven. Vooral ten plattenlande, op „jaarfeesten”, vormen samenspraken vrijwel het hoogtepunt van den avond en worden er met naïef genoegen aangehoord.

Algemeen wordt erkend dat er, op zichzelf beschouwd, niets tegen is in te brengen. Een reproductie van een werkelijk of denkbeeldig gesprek is niet ongeoorloofd.

Evenwel, we moeten de samenspraak niet beoordeelen naar de theorie, maar naar de werkelijkheid. En dan is zij te veroordeelen zoowel om den wille van het ware, als ook om den wille van het goede en het schoone: ze leiden af van het doel van het vereenigingsleven ; ze misvormen den smaak en bevorderen den wansmaak (J.

C. de Moor, De Gereformeerde Jongelingsvereeniging en de Schoonheid, Haarlemsche Bondsdag 1922, blz. 21). Wie het zeer gebrekkige ervan opmerkt en naar het betere op dit gebied verlangt, wordt gedreven in de richting van het tooneel.

Zou men beproeven de samenspraken minder inhoudloos en flauw te doen zijn, en de deelnemers er aan meer een rol te doen spelen, dan overschreed men ras de hier te stellen grenzen. Het doel der Jongelingsvereeniging is den jongeling te maken tot een „mensch Gods”, niet tot een comediant.

Amusement als zoodanig is niet verkeerd, maar is toch niet datgene wat de Jongelingsvereeniging den jongeling wil brengen. De hoofdbezwaren zijn derhalve: ze houden geen verband met den arbeid onzer vereenigingen ; ze laten uit literair, aesthetisch en ethisch oogpunt gewoonlijk veel te wenschen over; ze kunnen den smaak doen ontstaan naar het tooneel.

Algemeen is dan ook de veroordeeling (Nederlandsch Jongelingsverbond, artikelen De Jonge Man, November 1926; Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag, Haarlem 1922; Nederlandsche Bond voor Gereformeerde Jeugdorganisatie, rapport Groningen 1919 enz).