Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Ontbinden

betekenis & definitie

In de geschriften van het Oude Testament komt het woord ontbinden slechts eenige malen voor, en wel figuurlijk, als van een ontbinden van den zak, het teeken van den rouw; dus: blijdschap hergeven (Ps. 30 : 12); of een ontbinden van de lendenen, d. i. van macht berooven (Jes. 45 : 1; vgl. 5 : 27); of het ontbinden van knoopen, gezegd van Daniël, als op één lijn staande met het aanwijzen van de oplossing van raadselen (Dan. 5 : 12).

In het Nieuwe Testament komt ’t woord voor in de letterlijke beteekenis: de schoenen ontbinden (Hand. 7 : 33); „den riem van zijn schoenen te ontbinden”, ofschoon deze uitdrukking natuurlijk heeft een figuurlijken zin (Marc. 1:7; Hand. 13 : 25); het veulen ontbinden (Marc. 11 : 4, 5); den opgestanen Lazarus ontbinden (Joh. 11 : 44); maar voornamelijk in figuurlijke. Dan echter nog weer zeer onderscheiden. Jezus kwam niet om wet of profeten te ontbinden (Matth. 5 : 17); niemand mag ook maar het minste der geboden Gods ontbinden (Matth. 5 : 19); wat Petrus zal ontbinden op de aarde, met de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen, zal in den hemel ontbonden zijn (Matth. 16 : 19); de vier Engelen die, door Gods Voorzienigheid, gebonden waren bij den Eufraat, zullen ontbonden worden (Op. 9 : 14); de Satan zal, na zijn opgesloten zijn in den afgrond, weer ontbonden worden (Op. 20 : 3, 7).

Ontbonden worden wordt door Paulus in treffende beeldspraak gebruikt van het sterven, als hij zegt: „hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn” (Fil. 1:23); omgekeerd bezigt Petrus de dichterlijke uitdrukking: „de smarten des doods ontbonden hebbende”, met ’t oog op Christus’ opstanding.

Het woord „ontbinding” komt in de Schrift voor in tweeërlei zin: als ontbinding van een huwelijk (1 Cor. 7 : 27) en als „de tijd der ontbinding”, het uur des doods.

De term „ontbonden worden” voor sterven is in kanseltaal nog gebruikelijk; in de zegswijze: „Ontbind de schoenen van uwe voeten, want de plaats in welke gij staat, is heilig land” (Hand. 7 : 33) heeft èn Schrift èn Statenvertaling, gelijk in zoovele gevallen, het aantal „staande uitdrukkingen”, algemeen-bekende redewendingen in onze taal, met ééne vermeerderd.