Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Nominatie

betekenis & definitie

Van het Latijnsche woord nominatio d. i. het noemen (staatsrechtelijk: de benoeming tot een ambt), beteekent op kerkelijk terrein de voordracht van personen voor een ambt, de candidatenlijst, waaruit de kerkeraad, of de stemgerechtigde leden der gemeente, of de kiescolleges de ambtsdragers kiezen. Vandaar in het „Reglement op de vacaturen” der Nederlandsche Hervormde kerk „op de nominatie” (d. i. op beroep) „prediken”, wat echter niet aan predikanten, maar alleen aan candidaten wordt toegestaan.

Ook „op nominatie staan” voor predikant, ouderling of diaken is een veel gebruikte uitdrukking.Zulk een nominatie komt reeds voor in Hand. l:23vv: „En zij”, nl. de discipelen, „stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias. En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij kenner der harten van allen, wijs van deze twee éénen aan, dien Gij verkoren hebt, om te ontvangen het lot dezer bediening en des Apostelschaps” enz. Zij maakten een dubbeltal, d. w. z. zij plaatsten twee discipelen op de nominatie, en wierpen, na voorafgaand gebed, hunne loten, om God zelf te laten beslissen, wie van deze twee tot Apostel gekozen zou zijn.

Volgens artt. 4 en 22 der Gereformeerde Kerkenordening markt de kerkeraad voor de verkiezing der ambtsdragers (predikanten, ouderlingen en diakenen), meestal uit een vooraf vastgestelde en besproken groslijst de nominatie op, ’t zij dan nadat de gemeente vooraf al of niet in de gelegenheid gesteld is namen voor de groslijst op te geven, en laat de stemgerechtigde leden uit die nominatie kiezen, om de gekozenen, na de verkregen approbaties, volgens het Formulier daarvan zijnde, in hun ambt te bevestigen.