Dit was een poort van den Herodiaanschen tempel, door welke men uit het buitenhof of voorhof der heidenen, ging in het binnenvoorhof, en wel allereerst in den voorhof der vrouwen. Hoogstwaarschijnlijk is zij dezelfde, als die in Hand. 3 : 2 de Schoone Poort heet.
Bij Jozefus wordt zij genoemd de Oostpoort van het binnenvoorhof. Zij was vervaardigd van kostbaar Corinthisch metaal, en draagt daarom ook wel den naam van Metalenpoort, en Corinthische Poort.
Een zekere Nicanor van Alexandrië had haar gebouwd of geschonken. Toen deze de deuren uit Alexandrië haalde, zouden de schippers, bij een storm, één daarvan in de zee geworpen hebben, maar zoude Nicanor zich aan de andere hebben vastgeklemd met de dreiging, dat hij met haar wilde omkomen, als men ook haar zoude willen uitwerpen.
Daarop zou de storm zich hebben gelegd, en ook de over boord geworpen deur door een wonder aan den oever gespoeld zijn.Over deze poort, en hare ligging, en voor hetgeen Jozefus en de Mischna, of Talmud, over haar mededeelen, zie men nader E. Schürer, Gesch. d. Jiid. Voikes, II, S. 64; H. L. Strack en P.
Billerbeck, Komm. z. N. Test.aus Talmud u. Midrasch, II, S. 622—625; ook Th. Zahn, Die Aposteigesch., S. 146 f.
