Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mis

betekenis & definitie

Het woord mis komt af van het Latijnsche woord missa, een lateren vorm voor missio (dimissio) d. i. wegzending. Reeds Isidorus van Sevilla verklaart, dat de catechumenen, zoodra de bediening der offerande aanving naar buiten gezonden werden. „En vandaar het woord „missa”, omdat zij, die nog niet wedergeboren zijn, bij het sacrament des altaars niet tegenwoordig kunnen zijn”.

Later echter werd het woord mis op het Avondmaal zelf als offerande overgedragen, en werd zij de onbloedige herhaling van het bloedig offer van Christus aan het kruis.De Roomsche kerk noemt het Avondmaal het sacrament des Altaars of der Eucharistie en vat daaronder dan samen de mis d. i. het Avondmaal als offerande en de communie, d. i. het Avondmaal als maaltijd, waaraan ook de gemeente aanzat. De mis is van primaire d.i. van de eerste en voornaamste beteekenis. Zij bestaat in de consecratie: de inzegening of wijding van brood en wijn, in de daardoor teweeggebrachte transsubstantiatie of wezensverandering en in de offerande van het lichaam en bloed van Christus. Toen Christus de woorden sprak: dit is mijn lichaam, heeft Hij op datzelfde oogenblik zich Qode opgeofferd; en toen Hij zeide: doet dat tot Mijne gedachtenis, verordende Hij, dat Zijne priesters deze offerande herhalen zouden van dag tot dag. De mis is dan ook dezelfde als de offerande van Christus aan het kruis; niet slechts een schaduw en beeld ervan, maar er volkomen gelijk mede; alleen met dit verschil dat Zijn offerande aan het kruis met en die in de mis zonder bloedstorting plaats heeft. De communie d.i. het gebruik van het Avondmaal als maaltijd door de gemeente is dan ook van secundaire d. i. van tweede en ondergeschikte beteekenis.

Zij is niet noodzakelijk tot het ontvangen, maar wel tot het behouden der genade. Het vierde Lateraansche concilie, 1215, bepaalde dan ook, dat de geloovigen die tot jaren van onderscheid gekomen zijn, op doodzonde verplicht zijn minstens éénmaal in het jaar omstreeks Paschen, de heilige communie te ontvangen. Het concilie vanTrente, 1545—1563, sprak evenweldenwensch uit, dat de geloovigen meermalen en wel zoo dikwijls als zij de mis bijwonen, ook de heilige communie zouden ontvangen. En in het decreet van de congregatie van het concilie, dat in 1905 verscheen, worden zij aangespoord om, zoo mogelijk, dagelijks te communiceeren.

Deze leer der mis is echter in strijd met de Heilige Schrift. Wel beroepen zij zich op de Schrift en de overlevering om haar te bewijzen. Reeds Maleachi had geprofeteerd volgens de Vulgata: „Overal ter wereld wordt geofferd en een rein offer (spijsoffer) aan mijn naam opgedragen, daar mijn naam groot is onder de volkeren, zegt de Heer der heirscharen” (1 : 11), een profetie die niet alleen op het kruisoffer van Christus kon zien, omdat die offerande onder de Christenen overal zou opgedragen worden. Maar al zou het grondwoord voor offer hier een spijsoffer in onderscheiding van een bloedig offer beteekenen, zooals Rome het opvat, dan zou deze tekst toch geen bewijs voor het misoffer zijn, omdat dit toch een geheel andere beteekenis heeft als het spijsoffer en bovendien hier ook volgens vs. 10 aan reukwerk en reukoffer gedacht moet worden, wat de gedachte aan het misoffer ten eenenmale uitsluit. In de Schrift is het reukoffer een symbool van het gebed, daarom kan de offergave in Mal. 1 : 11 alleen op de geestelijke overgave des menschen aan God zien (Rom. 12 : 1). Bovendien leert de Hebreërbrief ons, dat, waar de offeranden van het oude verbond wegens hun onvolmaaktheid gedurig herhaald moesten worden, Christus juist door de offerande Zijns lichaams, éénmaal geschied, een eeuwige verlossing te weeg gebracht heeft (Hebr. 9 : 12; 10 : 10)