van het Latijnsche matutinus = des morgens. In de Roomsche kerk wordt de godsdienstoefening, kort vóór zonsondergang door den priester in stilte gehouden, metten genoemd.
Vandaar de overdrachtelijke zegswijzen: „korte metten maken”, d. i. iets haastigs zonder veel omslag afdoen; en „iemand de metten lezen”, d. i. streng berispen.