komt in de Heilige Schrift voor Matth. 6 : 24, Luc. 16 : 9, 11, 13. Het is klaarblijkelijk een Arameesch woord, maar de afleiding is onzeker.
Er zijn er, die meenen, dat de grondbeteekenis is: iets waar men op vertrouwt, anderen denken aan: schat. Evenmin kan met zekerheid gezegd, dat het de naam van een heidenschen afgod is.
De beteekenis is duidelijk: aardsche rijkdom. Vermoedelijk heeft Jezus dit woord gebruikt om tegenover God den rijkdom als een persoon te stellen en lieten de Evangelisten het daarom onvertaald.
In Luc. 16 : 9 en 11 kon Mammon dan met het oog op vs 13 zijn gebezigd.