Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Maatschappij van weldadigheid

betekenis & definitie

Een liefdadige instelling, opgericht in 1818 door graaf Van den Bosch. Zij stelt zich ten doel verbetering van de volksklasse.

Er wordt arbeid verschaft, voornamelijk veldarbeid. Eerst werd gesticht de kolonie Frederiksoord onder Vledder, later Wilhelminaoord, gedeeltelijk in Drente gedeeltelijk in Friesland gelegen en Willemsoord in Overijsel.

In 1822 kocht de maatschappij in de gemeente Norg nog woesten grond, waarop de drie kolonies van Veenhuizen verrezen. In 1820 was de afgeveende Ommerschans in Overijsel aangekocht.

Veenhuizen en Ommerschans zijn in 1859 van de andere kolonies gescheiden en zijn als bedelaarsgestichten in rijks eigendom overgegaan. De andere kolonies bevatten vrije kolonisten, die op eigen verzoek worden opgenomen.

Deze kolonisten ontvangen een eenvoudige, nette woning, kleeding, bed, huisraad en gereedschappen. Voor oppassende arbeiders bestaat gelegenheid vrijboer te worden.

Dan krijgt hij 2½ H.A. land, zaaizaad, pootaardappelen, mest en een koe, waarvoor hij jaarlijks f 7.50 afbetaalt. Te Wilhelminaoord is een groote fabriek voor mandenwerk en rieten stoelen.

Ook te Frederiksoord zijn mandenmakerijen.

Majoor F.

H. L. van Smeten liet 3 vakscholen bouwen.

P. W.

Janssen schonk in 1897 een coöperatieve zuivelfabriek „Deli”, en een „Rustoord”. De kolonies tellen tezamen 2000 zielen.