Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jeneverboom

betekenis & definitie

(juniperus), een plantengeslacht van de klasse der naaldboomen of kegeldragenden (coniferae) en van de familie der cypressen (cupressineae). De meest bekende soort van dit geslacht is de gewone jeneverboom (juniperus communis), een van 1 tot 10 meter hooge, sterk vertakte, altijd groene struik of boom, die op droge gronden (zand, heide, duinen) en in dennebosschen groeit en in geheel Europa en Azië, in Algerië en in Noord-Amerika gevonden wordt.

De plant is tweehuizig, zoodat alleen de stamperplanten vruchten dragen. De vrucht is een zwartbruine, bitterzoete kegelbes, die 3 zaden bevat, eerst in twee jaren rijp wordt en ongeveer de grootte van een erwt heeft.

De bladeren zijn priemvormig en stekelig. Evenals alle conifeeren bevat ook de jeneverstruik veel hars en is dus zeer brandbaar.

Het hout is roodbruin, zacht en moeilijk splijtbaar, maar vast en duurzaam; het heeft een aangenamen geur en wordt door meubelmakers, beeldhouwers en schrijnwerkers gebruikt. De rijpe bessen dienen als toespijs, als geneesmiddel en bij het fabriceeren van jenever.

De zaden bevatten een welriekende olie, die ook in de geneeskunde gebruikt wordt. De gedroogde takken en naalden dienen voor het uitrooken van vertrekken en werden vroeger gebruikt als reukwerk bij de begrafenisplechtigheden der Germanen.

Rondom de Middellandsche zee komt nog een andere soort van jeneverboom voor, die den naam draagt van cederjeneverboom (juniperus oxycedrus), een van 2 tot 6 meter hooge struik, die gaarne op steenachtigen, zandigen bodem groeit. Uit het hout van dezen boom wordt een olieachtige teer verkregen.Eenige malen wordt de jeneverboom in het Oude Testament vermeld. Elia zat en sliep in de woestijn, een dagreis ten Zuiden van Berseba, onder een jeneverboom (1 Kon. 19 : 4 en 5) en wel niet onder een bremstruik, die nauwlijks 1 meter hoog wordt. Job zegt van de armen van zijn tijd, dat ze zich wel eens voedden met wortels van jeneverboomen (Job 30 : 4) en in Ps. 120 : 4 wordt de uitwerking van een valsche tong vergeleken met gloeiende jeneverkolen. Echter mag hier niet verzwegen worden, dat de meeste uitleggers aannemen, dat de in den Bijbel vermelde jeneverboom zou zijn een soort van het geslacht heidebrem (genista) en wel genista of retama monosperma, die veel in Arabië en Palestina groeit, tot de familie der vlinderbloemigen (papilonaceae) behoort, peulvruchten voortbrengt en een zeer bitteren wortel heeft.