Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Ja

betekenis & definitie

Het woord „ja” dient in de Heilige Schrift om te verzekeren (Matth. 9 : 28; 13:51; 27 : 17, 25; Joh. 11 : 27; 21 : 15) of ook om te bekrachtigen (Matth. 11:9; Luc. ll:51;Openb. 1:7; 14 : 13; 22 : 20). Uw woord zij ja ja, neen neen; wat daarboven is, dat is uit den booze (Matth. 5 : 37; Jac. 5 : 12) d.w.z.

Christenen moeten onvoorwaardelijk waar zijn gelijk hun Meester. Daarom moeten zij zich in hun leven tot een eenvoudige verzekering of ontkenning bepalen, ja of neen.

Alleen, wanneer de overheid of anderszins de nood het vordert mogen zij een eed zweren (Matth. 26 : 63; Hebr. 6:16). „Christus was niet ja en neen” (2 Cor. 1:19,20) beteekent: zoo waarachtig als Christus altoos is, zoo is Hij het ook in zijn beloften, altoos waar. En zoo zegt Paulus ook, dat hij zelf in zijn prediking is (2 Cor. 1 : 18).