Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gevoel

betekenis & definitie

kan beteekenen het zintuig van het tasten of de tastgewaarwording zelf. Iemand die met zijn hand over het blad van een tafel strijkt, zegt: ik voel, dat het blad oneffen is.

Gevoel is dan een zintuiglijke gewaarwording.Het woord „gevoel” wordt ook gebruikt in de beteekenis van besef, van onheldere kennis. Aan het slot van een ingewikkelde redeneering kan iemand zeggen: ge hebt misschien niet alle bizonderheden van het betoog begrepen, maar ge voelt wel, wat ik bedoel.

Gevoel kan, ten derde, zooveel beteekenen als emotie en heeft dan betrekking op lust en lust bij de emotioneele waardeering. Zulke gevoelens hebben we b.v. in vreugde, droefheid, schaamte, afhankelijkheidsgevoel, schoonheidsontroering. In het populaire spraakgebruik komt het woord gewaarwording ook wel voor als identisch met gevoel, in den zin van emotioneele waardeering. „Met de aangenaamste gewaarwordingen heb ik deze mededeeling aangehoord”.

De gevoelens in den zin van emotioneele waardeeringen zijn in ons zieleleven zelfstandige acten, van de kenacten en de streefacten onderscheiden. Ze gaan gepaard met kenacten en streefacten; een object kan tegelijk waargenomen worden, object van streving zijn, en emotioneel gewaardeerd worden. Maar bij de psychische analyse, die aan alle psychische synthese moet voorafgaan, dient goed in het oog gehouden te worden, dat de gevoelsacten, feelings, Gefiihle als een zelfstandige klasse van de andere psychische acten te onderscheiden zijn. In onze gevoelens ondervinden we hoe de dingen ons aandoen, aangenaam of onaangenaam. En deze gevoelens werken op de andere psychische acten in, bevorderen of vertragen het proces. Vreugdegevoelens bewerken een snel verloop der voorstellingen, smartgevoelens verzwakken de energie bij het waarnemen. Lustgevoelens wekken de begeerten op, gevoelens van onlust verzwakken de impulzen tot handelen.

Het gevoelsleven is niet iets passiefs. Een passief „vermogen” is onbestaanbaar. Het gevoel is een zelfstandige functie, waarin het subject emotioneel waardeert, en ondervindt, hoe de dingen ons „aandoen”, aangenaam of onaangenaam.

Over den zetel van het gevoel is nog geen eenstemmigheid, maar hoogstwaarschijnlijk is het voornaamste orgaan voor het gevoelsleven het zoogenaamde sympathische zenuwstelsel.

De intensiteit van het gevoel wordt bepaald door de hoedanigheid van het object waarop wij emotioneel reageeren en door de dispositie van het subject, zoowel de algemeene als een tijdelijke dispositie. De eerbied tegenover God is bij den Christen dieper dan jegens den mensch. Hoe heviger de storm, des te grooter de vrees bij de visschersvrouw. Sommige menschen zijn sterk-, andere zwak-emotioneel. Er zijn fijngevoelige naturen, anderen zijn emotioneel dikhuidig. De cholericus is meer gevoelig dan de flegmaticus, de vrouw dan de man, de Oosterling dan de Westerling, het kind dan de volwassene. Dit onderscheid, deze gradatie in de gevoelsintensiteit is niet mathematisch te bepalen en kan niet tot ruimtegrootheden herleid worden.

De duur der gevoelens is beperkt. Omdat de drang naar geluk den mensch is ingeschapen, tracht hij den duur van het lustgevoel te verlengen. Toch is betrekkelijk spoedig de grens bereikt, vooral bij lagere, zinlijke genoegens. Zinlijke lust moet niet lang duren of ze gaat over in onlust. Ook de hoogere geestelijke gevoelens verliezen op den duur aan intensiteit. Er moet onderbreking zijn, om straks opnieuw te genieten.

Een merkwaardig verschijnsel in het gevoelsleven is de gevoelsoverdracht. Waardelooze dingen krijgen een waarde, omdat ze tot een gewaardeerd object in betrekking staan. Een haarlok van een vroeggestorven kind kan bij de moeder, die reeds tot hoogen ouderdom gekomen is, diepe ontroering teweeg brengen. De menschen hechten aan een kerkgebouw, waarin ze geestelijken zegen hebben genoten.

De meeste gevoelens in ons zieleleven zijn samengesteld. Primaire gevoelens komen in het leven van den volwassene haast niet voor.

Een samengesteld gevoel van groote onbelijndheid, een verdichting van partiëele gevoelens tot een onbepaalde eenheid is de stemming. Ze is positief of negatief. We zijn in een behaaglijke of droefgeestige stemming. Wanneer de stemming zeer variabel is, wordt ze tot luim of gril. De oorzaken van een stemming zijn moeilijk te bepalen. In het algemeen kan gezegd, dat ze samenhangt met onze levenservaringen, de psychische disposities en de lagere gevoelens, die een fysische basis hebben.

Samengestelde gevoelens van meer blijvend karakter zijn de aandoeningen of affecten, die in den regel gepaard gaan met werkingen van de ingewanden, vooral van de afscheidingsorganen, tranen, zweet, enz.

De gevoelens zijn te onderscheiden in zinlijke en geestelijke.

Tot de zinlijke gevoelens worden gerekend de animalische (honger- en dorstgevoel, gevoel van verzadiging) en de gewaarwordingsgevoelens, die primair zijn en terstond bij de gewaarwording optreden (bij kleuren, tonen, reuken, smaken).

Tot de geestelijke gevoelens behooren krachtgevoelens (gevoel van bevrediging of van verveling), spanninggevoelens (verwachting, vrees, zorg, verrassing), eigengevoelens (zelfgevoel, eergevoel, zelfbehagen, ijdelheid, hoogmoed, bescheidenheid, ootmoed, zelfmishagen, schaamte), vreemdgevoelens (achting, vereering, bewondering, verachting, minachting, spot).

Naar een ander gezichtspunt zijn weer te onderscheiden intellectueele gevoelens (waarheidsgevoel, zekerheid, twijfel), aesthetische gevoelens (voor het schoone en het verhevene), zedelijke gevoelens (plichtgevoel, rechtsgevoel, berouw, het geweten), religieuze gevoelens (afhankelijkheidsgevoel, ootmoed, droefheid over de zonde, vreugde in God). Er is een rijkdom van gevoelens in het religieuze leven naar zijn mystieke zijde.