of verborgenheid (Grieksch fivorngiov) wordt in het algemeen op heilig gebied gebezigd voor wat voor ons verstand verborgen is en ons alleen door Goddelijke openbaring kan ontdekt worden. Het beteekent in enkele plaatsen in het Oude Testament de gemeenschap Gods met den tot Hem bekeerden mensch (Ps. 25 : 14; Spr. 3 : 32; Am. 3 : 7).
Voorts zijn de geheimenissen of verborgenheden Gods de raadsbesluiten Gods (Deut. 29 : 28; 1 Cor. 4 : 1). Christus heeft de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen door gelijkenissen ontdekt (Matth. 13).
Paulus noemt de opname der Heidenen in het verbond der genade een geheimenis (Rom. 16 : 25 ; Ef. 3 : 3; Coll. 1 : 27). Evenzoo de verharding der Joden (Rom. 11:25).
Evenzoo de verandering van de levenden bij de wederkomst van Christus (1 Cor. 15 : 51). Evenzoo het huwelijk in betrekking tot de verhouding van Christus tot zijn gemeente.
De openbaring Gods in Jezus Christus wordt (1 Tim. 3:16) een geheimenis of verborgenheid genoemd. Tegenover de „verborgenheid der godzaligheid” (1 Tim. 3 : 16), stelt de Heilige Schrift de „verborgenheid der ongerechtigheid” (2 Thess. 2: 7).
In Openb. 10 : 7 wordt voorspeld, dat de verborgenheid, d. i. de geheimenis Gods, eens in den dag aller dagen vervuld zal worden.