De drankbestrijding is opgekomen uit ontroering over de verwoestingen, die het alcoholisme in de tegenwoordige maatschappij aanricht, en uit het gevoel van solidariteit met de schuld, die hierdoor op het geheele volk rust.
Het Nederlandsche volk geeft naar sobere berekening elk jaar nog 73 millioen gulden uit aan sterken drank, welk bedrag tot 113 millioen klimt, wanneer men er wijn en bier bijrekent. Over geheel het land gerekend bedraagt het gebruik per jaar enkel aan gedistilleerd de laatste jaren circa 5½ Liter per hoofd. Dit drankgebruik heeft een slechten invloed op volksgezondheid en welvaart, veroorzaakt vermeerdering van het aantal misdaden en verwildering der zeden. Velen hebben zich daardoor gedrongen gevoeld tot drankbestrijding.
Voor vele Christenen laat zich hier het beginsel van de solidariteit der schuld gelden. Zij voelen zich mede schuldig aan de drankzonde, die tot een volkszonde geworden is. Zoo is de georganiseerde drankbestrijding ontstaan. En deze heeft als strijdmiddel gekozen de geheelonthouding, een geoorloofd en een doeltreffend wapen.
Niet alle geheelonthouding is in overeenstemming met de Heilige Schrift. Wanneer zij opkomt uit ascetisme, dan is zij te veroordeelen. Men verheft zich dan gewoonlijk in werkheiligheid boven anderen. Ook is het niet te verdedigen, wanneer men de zonde in de stof zelf zou zoeken, wanneer men, afgezien van de tijdsomstandigheden, het gebruik van wijn, een kostelijke schepping Gods, op zich zelf zou veroordeelen.
Het zuivere beginsel der geheelonthouding bestaat daarin, dat men van de vrijheid, die men bezit, ter wille van anderen, een deel vrijwillig opoffert. Een dergelijke onthouding is niet in strijd met Gods Woord, maar daarop juist gegrond. Romeinen 14 en 1 Corinthe8:13 zijn terecht aangevoerd ter verdediging van dit standpunt. Men kan verschillen over de vraag, of de tijdsomstandigheden zoo ernstig zijn, dat het tot de roeping van ieder Christen behoort zich van alcoholhoudende dranken te onthouden, maar men kan niet ontkennen, dat ieder het recht heeft zich van alcohol te onthouden tot bestrijding van het drankkwaad.
En ieder die ernst maakt met de drankbestrijding zal zeker dit strijdmiddel als het meest doeltreffende moeten aanvaarden. In onze tegenwoordige gealcoholiseerde maatschappij bereikt de drankbestrijder met matigheid niet veel. Dat heeft de ervaring geleerd. De drinkgewoonten zijn de kurk, waarop het alcoholisme drijft. De drankhandel bestaat niet van het betrekkelijk beperkt aantal alcoholisten, maar van de matige gebruikers. Het kan niet ontkend worden, dat door den invloed en de propaganda van de geheelonthouders de drinkgewoonten de laatste 25 jaren in ons land sterk verminderd zijn.
De geheelonthouder toont door het offer, dat hij brengt, den ernst van zijn bedoelen. Door zijn voorbeeld is hij tot steun voor de zwakken, die aan zooveel verleiding bloot staan. Door een volkomen boycot tracht hij de kracht van den drankhandel te fnuiken.