Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Frankrijk

betekenis & definitie

Nadat het oude Gallië ruim vierhonderd jaren had verkeerd onder Romeinsche heerschappij en daarna door de West-Gothen, de Bourgondiërs en de Franken was bezet, maakte de Frankische koning Clovis aan het einde der vijfde eeuw aan die Romeinsche heerschappij geheel een einde en stichtte hij een rijk waaraan de verschillende volksstammen onderworpen werden. Clovis was uit het geslacht der Merovingers.

Spoedig evenwel eigenden de Karolingers zich de macht toe, eerst meer feitelijk dan wettig, onder den titel van major domus, daarna met den titel van koning en keizer. Deze dynastie, regeerende tot in de tiende eeuw, verhief het rijk zoowel door gelukkig-gevoerde oorlogen als door systematische verbreiding van het Christendom, tot den voornaamsten staat in West-Europa.

Onder Karel den Groote (768— 814) bereikte het zijn grootste uitgestrektheid, maar werd daarna ook reeds aanstonds verdeeld onder zijn zonen. Karel ontving, in dank voor zijn den paus bewezen diensten, zijn hulp verleenen tegen de Longobarden, en zijn vernieuwing van de schenking zijns vaders aan den paus (het wereldlijk bezit: de kerkelijke staat), van dezen de keizerskroon (Rome, 800).

Karel de Groote deed veel voor de verbetering van het volksonderwijs en van de prediking (Het homiliarium (preekenboek) van Paulus Warnefried), van den eeredienst en van het kerkgezang. Hij bevorderde de scheiding in de stendenvergaderingen tusschen wereldlijken en geestelijken, wien de behartiging der kerkelijke belangen was opgedragen ; het bijeenkomen van synoden (b.v.

Aken, 809) en zorgde in ’t algemeen zoozeer voor de zaken van kerk en Christendom dat de invloed van zijn arbeid lang na zijn dood merkbaar was. Onder zijn opvolgers was het met name Karel de Kale die zich veel moeite gaf voor de ontwikkeling der wetenschappen.

Er volgen nu tijden van veel verwarring en strijd; de scheiding begint zich te voltrekken tusschen wat later Duitschers en Franschen zullen heeten; de invallen der Noormannen doen veel schade in allerlei opzicht, stoffelijk en geestelijk. In 987 stierf met Lodewijk V het geslacht der Karolingers uit.

De Kapetingers (naar Hugo Capet, 987—996) nemen hun plaats in.

Zij moeten nog veelvuldigen strijd voeren, tegen den adel in eigen land en tegen de Duitsche keizers.

De invallen der Noormannen houden nu op; een deel hunner blijft achter en wordt gechristianiseerd. De hooge adel heeft groote macht; de vorst is niet veel meer dan primus inter pares.

Maar de kiemen voor later in beteekenis stijgende koninklijke macht zijn aanwezig, de vorst is hoogste leenheer en de gesteunde door de kerk. Koning en bisschoppen waren — anders dan in Duitschland — meer op elkaar aangewezen in hun gemeenschappelijke belangen tegenover de machtige leenmannen.Zoo is ook te verstaan dat de koningen, die sommige zich nu ontwikkelende plaatselijke „commune’s” te vuur en te zwaard verwoestten, toch de meeste steunden, daar de koningen gebaat waren door de machtsontwikkeling dezer commune’s tegenover graven en hertogen en ten deele ook tegenover hun bisschoppen. „Principiëele politiek” konden de koningen dier tijden, geplaatst tusschen vele hen bedreigende machten, moeilijk voeren.

In de twaalfde eeuw volgt een geweldige ontwikkeling van het Fransch nationaliteitsbewustzijn. Frankrijk komt in dezen tijd, in politiek en geestelijk opzicht, aan de spits van het overig Europa. Hiertoe droegen mede bij: de Kruistochten, waarbij men zich ten doel stelde de bevrijding van het Heilige Graf. De Fransche adel kwam nu overal en heeft in Engeland, Spanje, Palestina en later in Griekenland de grondslagen gelegd voor een reeks van rijken, die op ’t gebied van recht, zeden en algemeen-geestelijke ontwikkeling onder duidelijk-merkbaren invloed stonden van wat in Frankrijk begon op te bloeien. Terwijl omgekeerd het bekend worden met nieuwe landen, zeden en gebruiken weer ontwikkelend inwerkte op alle rangen en standen uit het moederland. Ook het kerkelijk leven kwam tot ongekende krachtsopenbaring; Bernard van Clairvaux (klooster Clugny) was de geweldige kampvechter voor heiligen ijver tegen Turk en Mohamedaan.

Monnikenorden oefenden invloed uit op religie en cultuur; de Universiteit van Parijs telde mannen van naam onder zijn geleerden. Onder Filips II August (1180—1223) werd ’t rijk ook in staatkundig opzicht zeer versterkt. Een hoogtepunt bereikte deze geheele ontwikkeling op allerlei gebied onder Filips II den Schoone (1285—1314). Op kerkelijk gebied is in de 12e en 13e eeuw merkwaardig het optreden der Katharen en Albigenzen, die, althans aan de „perfecten”, het huwelijk verboden en voorts doop en avondmaal, kruisen en beelden verwierpen, maar eerst tengevolge van een tegen hen gehouden moorddadigen kruistocht, daarna door den uiterst-gestrengen arbeid van inquisitierechtbanken, werden uitgeroeid.

Van 1328—1589 regeert dan het huis Valois. Vanwege aanspraken die de Engelsche koning meende te kunnen doen gelden op den Engelschen troon werden de Fransche vorsten uit dat huis aanstonds in een strijd met Engeland gewikkeld, die meer dan honderd jaar duurde en Frankrijk meermalen bracht aan den rand van den ondergang. In 1350 kwam daarbij het woeden van de pest en de vreeselijke maatschappelijke gevolgen daarvan. In 1356 werd Frankrijk bij Maupertuis smadelijk verslagen; de koning werd gevangen genomen; boerenopstanden volgden (Jacquerie) die eerst na verwoeden strijd konden worden onderdrukt. De vrede van 1360 kortwiekte Frankrijks macht. Na een voor land en volk weldadige rust breekt de krijg met Engeland opnieuw uit, met het gevolg dat nu op den duur de Engelschen hoe langer hoe meer werden teruggedrongen en slechts Calais overhielden.

Na veel innerlijken strijd werden ook de gebieden der groote Vasallen, die zich dikwijls met den vijand verbonden hadden tegen hun vorst, aan den troon ondergeschikt gemaakt, 1481, uitgezonderd nog Bretagne, dat echter aan Karel VIII, 1483—98 door huwelijk evenzeer ten deel valt. Onder dezen vorst begint Frankrijk al meer en meer krachtig te worden, naar binnen en naar buiten; binnenslands sturen de koningen Lodewijk XII (1498—1515), Frans I (1515—47) en Hendrik II (1547—59) hoe langer hoe doelbewuster op het verkrijgen van absolute souvereiniteit aan; met name Frans I maakte den koningstroon tot het blinkend middelpunt van het rijk, maar omringde dien troon tegelijk door luchthartigheid en wuftheid. De regeering van Hendrik II is bekend door den vrede van Chateau Cambrésis, 1559. Onder zijn zwakke opvolgers herneemt de adel zijn oude rechten en is op machtsvermeerdering uit; de vorsten zwenken tusschen toeneiging tot het Protestantisme en tot het Catholicisme; Spanje erlangt invloed; Hendrik III, 1574—89, roept den Protestantschen Hendrik van Navarre ter hulp, die na den moord op den vorst 1589 als eerste koning uit het huis Bourbon den troon bestijgt (Hendrik IV, 1589—1610), maar algemeene erkenning als koning eerst in 1593 verkreeg, nadat hij openlijk tot de Roomsche kerk was overgegaan („Parijs is wel een mis waard”).

Het Huis Bourbon regeert, met de vorsten Hendrik IV, Lodewijk XIII, XIV, XV, XVI, tot 1789, het jaar der Revolutie. Hendrik IV poogt iets goed te maken van den gruwel die den Franschen Protestanten onder Karel IX, den 24sten Augustus 1572, in den Bartholomeüsnacht was aangedaan: schoon zelf om den wille van kroon en troon Roomsch geworden, verzekerde hij door het Edict van Nantes, 1598, aan zijn vroegere geloofsgenooten de gewenschte godsdienstige en staatkundige rechten. Hendrik bestreed met goed gevolg Spanje, legde den rumoerigen hoogen adel weer aan banden en gaf in een gelukkigen vrede aan Frankrijk de noodige rust en den welstand weer. Door Ravaillac werd hij Mei 1610 verraderlijk vermoord. Na zijn dood kwam er nieuwe burgerstrijd; de derde stand was voor den koning; de adel greep weer naar de macht; kardinaal Richelieu evenwel greep in, wist door list en geweld alle oppositie te onderdrukken en maakte den troon weer tot het zinnebeeld van de nationale fierheid. Kardinaal Mazarin zette deze politiek op denzelfden voet voort, zoolang Lodewijk XIV nog jong was, 1643—61; in 1648 keert zich de adel nog eens tegen hem (Fronde) maar moet het afleggen.

In 1661 neemt Lodewijk zelf de teugels der regeering in handen, en zijn hand bleek een zeer krachtige te zijn. Door den voor Frankrijk gelukkigen vrede van Westfalen (1648) en dien der Pyrenaeën (1659) won het rijk in grondgebied. Maar ook volgende oorlogen brachten hem gewin. In mannen van beroemden naam, als Condé, Turenne, Luxembourg e. a. bezat hij een reeks uitstekende veldheeren; zijn leger was sterk en wèl toegerust; een zeemacht werd geschapen, waarmee te rekenen viel. Na oorlogen met Nederland volgde in 1678 de vrede van Nijmegen, die Lodewijk bracht op het toppunt van zijn macht. Colbert, zijn eerste staatsdienaar en rechterhand in alle economische zaken, bevorderde tegelijkertijd zooveel hij kon handel en nijverheid, regelde het belastingwezen, zorgde voor kanalen, wegen, havens en dergelijke, maakte Frankrijk tot een koloniale mogendheid en versterkte alzoo innerlijk het leven van staat en maatschappij en volk.

Maar de veroveringsoorlogen die Lodewijk daarna begon, en waartoe hem alle middelen moesten dienen en de ontzaglijke belastingdruk die hiervan het gevolg was, verbitterden het volk; zóó dat reeds bij Colberts dood (1683) men zich aan den lijkstoet vergreep uit wraak voor datgene wat men zag als door hem voorbereid, en dat in ’t bijzonder na zijn dood de band tusschen een voorheen zegevierend, schitterend koning en het arbeidende volk achter hem geheel verbroken werd, ’s konings machtspositie tot wankelen werd gebracht en de kracht van het volk werd uitgeput. Onder Lodewijks opvolger: Lodewijk XV (1715— 74) werd de toestand al hachelijker. Fleury mocht nog eenige verademing brengen; het verval was niet meer te keeren.

In zedeloosheid en politiek bederf ontaardden de hofkringen (maitressen-regeering; Madame de Pompadour); de geestelijkheid werd meer en meer gehaat om weelde en luiheid; ongelukkige oorlogen brachten schadelijke vredessluitingen (1763: vrede van Parijs, Canada aan Engeland verloren); niets werd gedaan om te redden wat nog gered kon worden; integendeel, schaamtelooze willekeur vertrad als heilig beschouwde rechten; grove verkwisting der grooten gaf rechtmatige ergernis; kuiperijen deden alom haar duister werk; een taaien strijd voerde Lodewijk met de voor hun invloed vechtende Parlementen; de kanselier de Maupeou, eerst ’s konings werktuig, werd daarna weer verstooten. Toen Lodewijk in 1774 stierf was de opwinding onder het volk groot en kroon en troon bij schier niemand meer geacht. Zijn kleinzoon Lodewijk XVI, een man van goede bedoelingen, maar zwak van karakter, kon onmogelijk meer goed maken wat zijn vaderen bedorven hadden. Zijn minister Maurepas deed nog een poging tot herstel van het geschokte staatswezen; maar tegenstand van alle zijden, ook van de zijde der koningin, verlamde hem. Weldra braken op meerdere plaatsen onregelmatigheden uit; de Noord-Amerikaansche vrijheidskrijg blies het smeulend vuur van vrijheidszin en revolutiedenkbeelden bij het volk heftig aan; een vuur, toch reeds sinds lang gevoed door de brandstof die een godsdienst en moraal, gezag en gerechtigheid ondermijnende literatuur al meer had aangedragen en opgestapeld en door geen blusschingsmateriaal van positief Christendom — na den Bartholomeüsnacht — in Frankrijk meer bedreigd.

De derde stand eischte erkenning van zijn rechten, zocht voornamelijk heil in een machtigen invloed van het Parlement, en deze eisch bleek ras niet langer te keeren (vlugschrift Abbé Sieyès: Qa’est ce que le tiers-état ? Wat is de derde stand?)

De gebeurtenissen volgen sinds het jaar 1789 elkander in verbijsterend-snellen gang op: 5 Mei: samenkomst der Algemeene Staten; men komt tot geen overeenkomst op ’t stuk van stemmen naar standen of hoofdelijke stemming (door den derden stand geëischt); saamkomen van de Assemblée nationale constituante; een zich handhaven van deze vergadering tegen de bedreiging der Regeering om haar op te heffen (20 Juni); de bestorming van de Bastille, de vreeselijke gevangenis (14 Juni); de bestorming door het gepeupel van het koninklijk slot te Versailles (6 Oct.), gedwongen overbrenging van den zetel der regeering naar Parijs; opstelling van een nieuwe staatsinrichting: Frankrijk verdeeld in 83 departementen, aanstelling van nieuwe ambtenaren van bestuur; de koning behield slechts een beperkt veto-recht; de adel werd afgeschaft; algemeene vrijheid van godsdienst afgekondigd; de kerkelijke goederen genaast; de geestelijkheid onderworpen aan het staatsgezag en verplicht tot het afleggen van den eed op de nieuwe constitutie, hetwelk velen weigerden (1790). De Jacobijnen, de radicalen, verkregen hoe langer hoe meer invloed, voornamelijk na den dood van Mirabeau (April ’91); de hooggeplaatsten verlieten zooveel mogelijk het land; ook de koninklijke familie trachtte te vluchten, maar wordt achterhaald en smadelijk naar Parijs teruggevoerd. Nu treedt op de Assemblée nationale législative; krasse wetten worden voorgesteld, maar de koning maakt van zijn veto-recht gebruik, wat den haat des volks in sterke mate doet vermeerderen; 20 Juni dringt het volk in de Tuilerieën door om het vorstelijk paar te beschimpen; 10 Augustus moet de koning zich onder de hoede der Wetgevende Vergadering stellen; 2—6 September volgen de vreeselijke Septembermoorden; den 21sten September komt samen de Convention Nationale; 17 Januari ’93 wordt na kort proces Lodewijk gevonnist en 21 Januari onthoofd.

Nu viert het schrikbewind in Parijs hoogtij; de vroegere leiders der Gironde laten hun leven op het schavot; ook de koningin ondergaat éénzelfde lot (16 October) en velen uit de eerste revolutietijden met haar. Het gepeupel heerscht; het Christendom wordt afgeschaft; voor de Christelijke kalender een revolutionaire in de plaats gegeven; de religie moet voor de godin der Rede wijken. Robespierre brengt Dalton onder de valbijl; hij oefent dictatuur; niemand is van zijn leven meer zeker. Evenwel, ook hij wordt eindelijk ten val gebracht (27 Juli ’94) en met vele aanhangers geguillotineerd. De eenigermate meer gematigde richting won weer aan invloed; de club der Jacobijnen werd gesloten (11 November ’94); de Qironde kwam weer aan het roer. Den strijd in eigen boezem werd men moe.

Naar buiten werd Frankrijks oude roem als strijdbare natie gehandhaafd door dappere generaals als Hoche, Jordan, Pichegru e.a. Tegenover de Nederlanden (grondvesting der Bataafsche Republiek), Pruisen en Spanje kon men op overwinningen bogen. De nieuwe regeering te Parijs, het Directoire (October ’95), begunstigde een strijdlustige politiek, al mee om door het heffen van schattingen in het buitenland de eigen financiën weer op de been te helpen. In 1796 volgen echter groote nederlagen; als redder daagde Napoleon Bonaparte op, die overwinning na overwinning op de Oostenrijkers bevocht (17 October: vrede van Campo Formio: Belgie en de linker-Rijnoever komen aan Frankrijk). In Parijs breken weer tijden van verwarring aan; Napoleon gaat naar Egypte; een nieuwe machtige coalitie wordt tegen Frankrijk gevormd; het volk ziet slechts in Bonaparte den redder uit den nood; 9 November 1795 brengt hij het Directoire ten val en wordt zelf, met twee anderen, consul. Als eerste consul had hij-zelf echter de feitelijke macht; een zeer krachtige hand was trouwens ook dringend noodig om in de op alle gebied uiterst verwarde chaotische toestanden weer orde te brengen.

Bonaparte wist alle maatregelen te treffen tot herstel. Daarna ging hij de tweede coalitie bestrijden; Oostenrijk sloot in 1801, Engeland in 1802 vrede. Deze vrede, die voor Frankrijk gunstig was, bevestigde Napoleons heerschappij. Een Code Napoléon werd uitgegeven ; door het Concordaat met den Paus (Juli 1801) de Catholieke kerk hersteld, maar in afhankelijkheid van den Staat; voor handel en industrie werd op allerlei wijze gezorgd; de zaak van het onderwijs georganiseerd. Napoleons macht en invloed stegen zeer; 2 Augustus 1802 werd hij benoemd tot consul voor zijn leven. Mededingers werden terzijde gezet; het huis Bourbon in den hertog van Enghien getroffen.

Mei 1804 werd hij bij Senaatsbesluit tot erfelijk keizer der Franschen verheven ; de kroning, onder medewerking van paus Pius VII greep plaats 2 December 1804, in grootsche pracht en praal. Hiermee was Frankrijk, altans voor een tijd, tot den regeeringsvorm van het absolutisme, dat met name onder Lodewijk XIV zoozeer hoogtij gevierd had, teruggekeerd.

Een periode van groote oorlogen vangt nu aan en van groote overwinningen, Austerlitz, Jena, Auerstadt. Nieuwe rijken werden gesticht; verwanten des keizers als nieuwe koningen op tronen geplaatst: het eerst Jéröme, koning van Westfalen. Een geweldige poging om Engeland tot rede te brengen belichaamde zich in het Continentale Stelsel, ’s Keizers broeder Jozef werd koning van Spanje, Murat koning van Napels. En als Oostenrijk zich nogmaals te weer stelt, wordt het ook nu wederom overwonnen. Napoleon staat op het hoogtepunt van zijn macht. Hij verstoot nu zijn gemalin, trouwt met de Oostenrijksche aartshertogin Maria Louise, die hem 1811 den troonopvolger schenkt, den „koning van Rome”.

In 1810 wordt nu het koninkrijk Holland geannexeerd en de grenzen van Frankrijk ook elders nog weer aanmerkelijk uitgebreid. Maar in Spanje vlot de onderwerping van het land niet; in de andere geknechte landen is men op verzet belust; zelfs in Frankrijk-zelf, schoon met roem beladen, wordt men afkeerig van het grenzenloos despotisme en van de herhaalde lichtingen welke den laatsten jongen man, die de wapenen hanteeren kan, bij het leger inlijven; ook vervreemdde Napoleons twist met den paus de geestelijkheid van hem. Nu bereidde de keizer zijn tocht naar Rusland voor, waar zijn macht haar graf zou vinden. Hij drong door tot Moskou maar èn de brand van de stad èn de strenge winter èn de geleden ontberingen en zware verliezen noodzaakten hem en zijn geslonken leger terug te trekken. Nu stond geheel Europa tegen hem op en begon zijn bevrijdingsoorlog. Wel hield Napoleon zich nog geruimen tijd staande, maar eindelijk moest hij het toch afleggen tegen de overmacht.

De Senaat zette hem af en de Verbonden Mogendheden verbanden hem naar Elba. Hij-zelf onderteekende het Tractaat van Fontainebleau (April 1814).

Lodewijk XVIII beklom nu den Franschen troon, en, om hem een goed begin zijner regeering te verzekeren, werd Frankrijk nog behandeld met sparende goedheid. De constitutioneele staatsinrichting en regeeringsvorm werd aanvaard. Maar vanwege allerlei maatregelen kwam er ontevredenheid onder het volk. Hiervan maakte Napoleon gebruik om te ontsnappen en 1 Maart 1815 in het Zuiden van Frankrijk te landen. De op hem afgezonden legers liepen onder hoera-geroep tot hem over. Lodewijk en het hof vluchtten naar België, 20 Maart deed Napoleon onder groote geestdrift der bevolking zijn triomfeerenden intocht in Parijs.

Hij bezwoer een aan het volk veel vrijheid gevende grondwet, rukte daarna met een leger van 130.000 op naar België, waar hij evenwel door de verbonden legers van Wellington, onzen Prins van Oranje en den op ’t laatste oogenblik toesnellenden en de beslissing gevenden Blücher bij Waterloo definitief verslagen werd (18 Juni, einde der Honderd dagen). De Engelschen deporteerden hem naar St. Helena; Lodewijk XVIII keerde naar Parijs terug; een meer onvoordeelige vrede werd nu Frankrijk opgelegd.

Na de Restauratie, het herstel van de oude dynastie op den troon, volgt nu veelvuldig geschakeerde strijd, met vele intrigues, tusschen de partijen van adel en geestelijkheid, van royalisten en liberalen (Indépendants), om de macht. In 1829 en ’30 stijgt het verzet tegen reactionaire pogingen; Karel X waagt een staatsgreep, maar de Juli-revolutie trad in; in een driedaagschen strijd (27—29 Juli ’30) zegevierde het volk; nochtans werd de republiek niet uitgeroepen; Karel vluchtte naar Engeland; de hertog van Orléans besteeg 9 Augustus ’30 den troon en werd als Lodewijk Filippus koning der Franschen.

De Juli-monarchie wist zich evenwel niet populair te maken; haar aanzien leed in den loop der volgende jaren door allerlei oorzaken schade. De invloedrijke Guizot was ontoegankelijk voor klachten. Het volk verlangde uitbreiding van het kiesrecht. In Februari ’48 kwam het tot een uitbarsting: de Februari-revolutie. Barricaden werden opgeworpen; troepen liepen tot de partij van het volk over; de Tuilerieën werden bedreigd; Lodewijk Filippus deed afstand ten behoeve van zijn kleinzoon en vluchtte; het volk echter erkende geen nieuwen vorst, maar stichtte de Tweede Republiek. Terstond al had zij met groote moeilijkheden te worstelen ; een arbeidersopstand, aangestookt door zulken die nog veel radicaler maatregelen wenschten dan de nieuwe regeering nam, kon eerst na bloedigen strijd worden onderdrukt.

Een plebisciet (volksstemming) zou den eersten president aanwijzen; prins Lodewijk Napoleon werd geMISSENDE PAGINA 200-201 paus Clemens XI, die daarin honderd stellingen als kettersch aanwees, en daarmee het Semipelagianisme tot Roomsche kerkleer verhief. Zij, die zich bij de veroordeeling van Quesnel’s boek neerlegden, werden Acceptanten, zij die er zich tegen verklaarden, Appellanten genoemd. Te betreuren is, dat zich van de „Jansenisten” een dweepzieke, ascetische geest meester maakte. Zoo stierf Frans van Parijs met een appellatieacte in de hand. Zijn aanhangers vereerden hem daarna als een heilige. Zijn graf op het Merarduskerkhof te Parijs, waarbij men zeide dat vele wonderen geschiedden, werd een bedevaartsplaats voor duizenden dwepers.